M2 8 Grammatica H34 naamwoordelijk gezegde

Vandaag
Lezen
Herhaling H19 bijwoordelijke bepaling
Uitleg H34 naamwoordelijk gezegde
Aan de slag: keuzebord


1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag
Lezen
Herhaling H19 bijwoordelijke bepaling
Uitleg H34 naamwoordelijk gezegde
Aan de slag: keuzebord


Slide 1 - Diapositive

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les:

weet je hoe je het naamwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Heb je het begrepen? Steek 1, 2 of 3 vingers op. 
Wat is de bijwoordelijke bepaling in de onderstaande zin?

Gisteren gaven de ouders een taart aan hun jarige zoon. 

1) de ouders
2) een taart
3) gisteren








Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde NG
Wat + PV + OW + overige werkwoorden = NG

NG: bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel

ALS ER EEN NG IN EEN ZIN ZIT DAN ZIT ER NOOIT EEN LV IN DE ZIN!!!

Het NG bestaat uit:
1. een werkwoordelijk deel (alle werkwoorden in de zin, waarvan 1 is een koppelwerkwoord is)
2. een naamwoordelijk deel (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap aan het onderwerp koppelt).


Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Eigenschappen koppelen we aan mensen/dieren/dingen met een koppelwerkwoord.

Het koppelwerkwoord ZIJN is het bekendste. 
Namelijk: wij zijn iets of Bram is iets.

Koppelwerkwoorden:
zijn worden blijven blijken lijken schijnen (heten dunken voorkomen)

Slide 8 - Diapositive

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS
zijn - worden - blijven 
 blijken - lijken - schijnen
heten - dunken - voorkomen

Slide 9 - Diapositive




WG (zinnen met een zelfstandig werkwoord)

Zegt wat iemand of iets doet.

Die jongen heeft gesport.

• OW die jongen
• werkwoord: gesport (gezegde)
• werkwoord: heeft (persoonsvorm)



NG (zinnen met een koppelwerkwoord)

Zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).

Die jongen is sportief.

• OW die jongen
• Met een NG wordt aan jou vertelt wat het onderwerp IS.
• KWW is
• NG is sportief (WWD is / NWD sportief)




Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde?

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag: keuzebord
Huiswerk nakijken

Vind je dit nog lastig? Maak H34 opdr. 1, 2, 3 en 5
Bekijk ook de filmpjes op 16 en de uitleg in Kern op blz. 72 en 182.
Hoe: je mag met je buur overleggen, maar doe dit zachtjes. 

Beheers je de stof? 
Maak de verdiepende opdracht creatief schrijven op dia 12.

Ben je klaar? Haal dan de oefentoets op bij mij. 


Slide 11 - Diapositive

Verdiepende opdracht creatief schrijven naamwoordelijk gezegde 

Schrijf vijf zinnen waarin een naamwoordelijk gezegde voorkomt. Zorg ervoor dat de zinnen inhoudelijk verschillend zijn (bijvoorbeeld over een beroep, een eigenschap, een gevoel). 
Onderstreep het naamwoordelijk gezegde in elke zin en geef aan wat het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel is.

Wanneer je klaar bent, wissel je met een klasgenoot en geef je elkaar feedback:
✔️ Zijn de naamwoordelijke gezegdes goed onderstreept?
✔️ Klopt het koppelwerkwoord en het naamwoordelijk deel?
Let ook op de spelling, grammatica en interpunctie. 


Slide 12 - Diapositive

Volgende les
H33 werkwoorden

Slide 14 - Diapositive

Zijn voor jou de lesdoelen behaald
Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
- naamwoordelijk gezegde

Vertel.....

Slide 15 - Diapositive