Gedrag

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

 Gedrag

Herhalen
Nakijken

Je kunt uitleggen wat gedrag is.
Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Alles wat een mens of dier doet = gedrag.

Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken.

Ook geluiden maken, slapen en zelfs gewoon stilstaan is gedrag.

Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. 

Die handelingen hebben samen een doel.

Gedragsketen= Het effect van de ene handeling zorgt voor een nieuwe handeling

De verschillende handelingen van een lynx volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling.

Inwendige prikkel: Prikkel die in je lichaam ontstaat

Uitwendige prikkel: 

Prikkel buiten je lichaam 

waar je zintuigen 

op reageren.

 Prikkel --> Zintuig --> impuls --> zenuwen --> hersenen -->

Respons: Een reactie op een prikkel.

Motivatie: hoe graag je een bepaald gedrag wil doen. 

Als de motivatie hoog is zal je eerder bepaald gedrag laten zien.

Aangeboren gedrag: Niemand hoeft je dat gedrag te leren. 

Aangeleerd gedrag: Gedrag dat je van anderen hebt geleerd. 

Sociaal gedrag

Sociaal gedrag: Het gedrag van soortgenoten naar elkaar toe.

Bij sociaal gedrag is een handeling van een dier (of mens) een prikkel voor een handeling van een soortgenoot. Dit noem je een signaal.

Signaal: Een prikkel of handeling van een soortgenoot

Waarden 

Dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. 

Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.

Normen

Gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden. Bijvoorbeeld: je mag niet stelen.

Normen zijn gebaseerd op waarden.

Een signaal kan verschillende betekenissen hebben.

Om de betekenis te begrijpen, kijk je niet alleen naar het signaal. Je kijkt ook naar de situatie, de gezichts-uitdrukking en de lichaamshouding.

Observatie: Het feitelijke gedrag dat je waarneemt.

Interpretatie: Wat jij denkt dat dit gedrag betekent.

Kader: 

5.5 4 vragen verzinnen

Maken: 1,2,3, 5, 6

Klaar: 

H: 4, 7, 10

E: 9, 10

Leren huid, oog, oor

Maken test jezelf

Basis:

5.5 lezen en markeren

Maken 1 t/m 7

Klaar? 

Maken 9 en 10

Leren huid, oog, oor

Maken test jezelf