Aeneis 2.50-56

Aeneis 2.49-56
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Aeneis 2.49-56

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

vertaal eerst:
quidquid id est
(quidquid = wat ook maar)

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

vertaal dan:
timeo Danaos
(Danaos, zie boek 2 r. 5, vertaal Grieken)

Slide 5 - Question ouverte

ferentes is een ppa van fero-ferre.
Vertaal het ppa hier met 'als' (ipv terwijl)

Slide 6 - Diapositive

et is hier geen voegwoord.
Wat is dan de betekenis?
A
en
B
ook
C
zelfs
D
ook of zelfs

Slide 7 - Quiz

vertaal als laatste:
et dona ferentes

Slide 8 - Question ouverte

Het onderwerp in deze zin is Laocoon, vertaal dus met 'hij'
fatus: ppp van for, fari (dus deponens)

Slide 9 - Diapositive

Vertaal eerst:
sic fatus

Slide 10 - Question ouverte

Het onderwerp in deze zin is Laocoon, vertaal dus met 'hij'.
LV = ingentem hastam

Slide 11 - Diapositive

Vertaal daarna: o-pv-lv
(contorsit ingentem hastam)

Slide 12 - Question ouverte

Bij contorsit verwacht je naast een LV ook een BwB van richting:
1. in latus
2. in (....) alvum
De 2 BwB's worden samengevoegd door -que (= en ervoor)

Slide 13 - Diapositive

vertaal: in latus
(latus is hier een zelfstandig naamwoord, in het woordenboek dus latus3)

Slide 14 - Question ouverte

in(que) feri curvam compagibus alvum is één zinsdeel.
in + acc curvam alvum
Maar in welke naamval staat feri?
A
acc ev
B
gen ev
C
dat ev
D
nom mv

Slide 15 - Quiz

in(que) feri curvam compagibus alvum is één zinsdeel.
in + acc curvam alvum
Maar in welke naamval staat compagibus?
A
acc ev
B
gen ev
C
abl mv
D
dat mv

Slide 16 - Quiz

vertaal:
inque feri curvam compagibus alvum

Slide 17 - Question ouverte

Dan houden we alleen nog validis viribus

Slide 18 - Diapositive

In welke naamval staat validis viribus?
A
acc ev
B
gen ev
C
abl mv
D
dat mv

Slide 19 - Quiz

Wat is de nom ev van viribus?
(dus bij welk lemma vind je het in het woordenboek?)
A
vir
B
vires
C
virus
D
vis

Slide 20 - Quiz

vertaal validis viribus als een abl modi (met het voorzetsel 'met')

Slide 21 - Question ouverte

Maak nu een passende zin in goed Nederlands:

Slide 22 - Question ouverte

Onderwerp bij stetit is illa. 
illa verwijst terug naar hastam uit regel 50, vertaal: deze

Slide 23 - Diapositive

stetit illa tremens
Vertaal eerst: O+PV

Slide 24 - Question ouverte

stetit illa tremens
tremens is een ppa, vertaal hier als deelwoord (ipv met het voegwoord terwijl)

Slide 25 - Question ouverte

utero(que) recusso is een abl abs
Een abl abs is een BwB die bestaat uit een naamwoord en een ptc in de abl.
Vaak vertalen we een abls abs met een bijwoordelijke bijzin.
ppa: terwijl, omdat, hoewel
ppp: nadat, omdat, hoewel

Slide 26 - Diapositive

Vertaal utero recusso met het voegwoord omdat

Slide 27 - Question ouverte

cavae cavernae is zowel het onderwerp bij insonuere als dedere.
gemitum is alleen lv bij dedere

Slide 28 - Diapositive

Vertaal:
insonuere cavae gemitumque dedere cavernae

Slide 29 - Question ouverte

cavae cavernae: holle holten
Hoe noemen we dit stilistisch middel ook alweer?
(laat alliteratie buiten beschouwing)

Slide 30 - Question ouverte

En als de lotsbeschikkingen der goden niet ongunstig, als onze geest niet verdwaasd was geweest, 
dan had hij <ons> ertoe gebracht de Argolische schuilplaats met het ijzer te schenden 
en zou Troje nu nog [overeind] staan en jij, hoge burcht van Priamus, nog bestaan.

Slide 31 - Diapositive

fata deum
In welke naamval staat deum?
A
nom ev
B
acc ev
C
acc mv
D
gen mv

Slide 32 - Quiz

bij 'si fata deum' moet je laeva fuisset aanvullen. Hoe noem je dit stilistisch middel ook alweer?

Slide 33 - Question ouverte

Sleep de juiste eigenschappen naar de vorm:
fuisset
1
2
3
ev
mv
prae
impf
fut
perf
plq pf
fut ex
A
P
ind
imp
conj

Slide 34 - Question de remorquage

Welk gebruik van de conjunctivus is fuisset?
A
irrealis
B
potentialis
C
finalis
D
causalis

Slide 35 - Quiz

Welk stilistisch middel herken je bij
non laeva?

Slide 36 - Question ouverte

Sleep de juiste eigenschappen naar de vorm:
impulerat
1
2
3
ev
mv
prae
impf
fut
perf
plq pf
fut ex
A
P
ind
imp
conj

Slide 37 - Question de remorquage

Wie is het onderwerp van impulerat?
Noteer de naam.

Slide 38 - Question ouverte

In welke naamval staat ferro?
A
dat ev - MV
B
dat ev - aanvulling
C
abl ev (modi)
D
abl ev (instrumenti)

Slide 39 - Quiz

Sleep de juiste eigenschappen naar de vorm:
staret
1
2
3
ev
mv
prae
impf
fut
perf
plq pf
fut ex
A
P
ind
imp
conj

Slide 40 - Question de remorquage

Sleep de juiste eigenschappen naar de vorm:
maneres
1
2
3
ev
mv
prae
impf
fut
perf
plq pf
fut ex
A
P
ind
imp
conj

Slide 41 - Question de remorquage

In de laatste regel spreekt Aeneas tegen het niet meer bestaande Troje. Als de verteller iemand aanspreekt in een verhaal, terwijl hij zelf niet op dat moment aanwezig is, noemen dat apostrofe.
Dit stilistisch middel wordt vooral gebruikt om pathos op te wekken.

Slide 42 - Diapositive