Staal groep 8 blok 5 week 2 les 3

Spelling blok 5 week 2 les 3
We beginnen met het dictee.
Spelling plus hoeft de herhaling niet mee te doen en mag starten met het (plus)werkboek.
We herhalen vandaag:
Nog een keer het meewerkend voorwerp herhalen, zinsontleden en ontleden in woordsoorten.

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Spelling blok 5 week 2 les 3
We beginnen met het dictee.
Spelling plus hoeft de herhaling niet mee te doen en mag starten met het (plus)werkboek.
We herhalen vandaag:
Nog een keer het meewerkend voorwerp herhalen, zinsontleden en ontleden in woordsoorten.

Slide 1 - Diapositive


Woord 1

Slide 2 - Question ouverte

Woord 2

Slide 3 - Question ouverte

Woord 3

Slide 4 - Question ouverte

Zin 1

Slide 5 - Question ouverte

Zin 2

Slide 6 - Question ouverte

Zin 3

Slide 7 - Question ouverte

Herhaling
Vandaag gaan we eerst nog een keer het meewerkend voorwerp herhalen, zinsontleden en ontleden in woordsoorten.
Vervolgens doen we een dictee.
We sluiten af met een korte bespreking van de opdrachten in het werkboek.

Slide 8 - Diapositive


Wat zijn zelfstandige naamwoorden uit deze zinnen?
A
turner, veel, wereldkampioenschap
B
massage, uur, bronzen
C
uur, derde, plaats, medaille
D
turner, massage, uur, trainer

Slide 9 - Quiz


Wat zijn bijvoeglijk naamwoorden uit deze zinnen?
A
Russische, strenge, derde
B
Russische, ontspannende, bronzen
C
ontspannende, strenge, medaille
D
Russische, ontspannende, zijn

Slide 10 - Quiz


Welke woordsoort is nadat?
A
zelfstandig naamwoord
B
voorzetsel
C
voegwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz


Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?
A
turner, trainer, hij, hij
B
hij, hem, hij, hij
C
hij, zijn, hij, hij
D
kreeg, had, vroeg, heeft, kreeg

Slide 12 - Quiz

Vorige week hebben we het meewerkend voorwerp behandeld.
Dat vond je door de vraag te stellen:
Aan of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Voorbeeld:
De juf gaf haar een compliment.
gezegde: gaf
onderwerp: de juf    (Wie gaf?)
lijdend voorwerp: een compliment   (Wat gaf de juf?)
meewerkend voorwerp: haar   (Aan wie gaf de juf een compliment)

Slide 13 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De juf liet de leerling het proefwerk zien.

Slide 14 - Question ouverte

Typ het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

Ons leek het een goed plan.

Slide 15 - Question ouverte

Typ het meewerkend voorwerp in de volgende zin:

De verzorger gaf de dolfijnen voer.

Slide 16 - Question ouverte

Dit was de les!
Succes met het maken van alle opdrachten in het werkboek.

Slide 17 - Diapositive