spreekwoordenles

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welke spreekwoorden en gezegden ken je al?

Slide 2 - Question ouverte

De definitie van spreekwoorden en gezegden:

Een spreekwoord is een korte, krachtige uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat. Een gezegde is net als een spreekwoord een vaste uitdrukking. In tegenstelling tot een spreekwoord is een gezegde een deel van een zin en wordt deze in een lopende en veranderbare zin verwerkt.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Opdracht
Welke spreekwoorden zijn hiernaast uitgebeeld?
en
Probeer de betekenis ervan te vinden.
Op de volgende slide kun je, je antwoorden invullen.

Slide 6 - Diapositive

Typ hier welke spreekwoorden je hebt herkend in de afbeeldingen en de betekenissen...

Slide 7 - Question ouverte

De appel valt niet ver van de … .
A
ladder
B
emmer
C
hooiberg
D
boom

Slide 8 - Quiz

Geen slapende … wakker maken.
A
docenten
B
honden
C
postbodes
D
zeehonden

Slide 9 - Quiz

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Men mag een gegeven paard niet in de bek kijken?
A
Overal over zeuren.
B
Je mag niet over andere mensen praten.
C
Blij zijn met wat je krijgt.
D
Kijk niet in de bek van een paard!

Slide 10 - Quiz

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Hoge bomen vangen veel wind?
A
Iemand uit problemen helpen.
B
Pech hebben.
C
Wanneer je belangrijk bent, veel verantwoordelijkheid hebben.
D
Iets kwijtraken.

Slide 11 - Quiz

Wat is het kernwoord bij het spreekwoord:
Iets aan je laars lappen.
A
Iets
B
aan
C
je
D
laars

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Met lange tanden eten?
A
Met tegenzin iets eten.
B
Ziek zijn.
C
Een opschepper.
D
Weinig geld hebben.

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van het spreekwoord:
In je hemd staan?
A
Geen geld hebben.
B
Voor gek staan.
C
Bang zijn.
D
Geen geheimen hebben.

Slide 14 - Quiz