Woche 19

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H3 Duits, Woche 19

Diese Woche:

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Grammatik: Keuzevoorzetsels (nieuw)

Donnerstag (80 Min.)

Idioom inhalen + Lesen

Rest presentaties

Lesen: Aufgabe 5 + 6

Grammatik E: 

sterke werkwoorden

Aussprache: 

Aufgabe 10

Montag (40 Min.)

Studiewijzer

Start Kapitel 7

Hören: Aufgabe 3

Grammatik: Keuzevoorzetsels (herhaling)

Studiewijzer

- planning

- toetsstof

Start Kapitel 7

Hören: Aufgabe 3 (S. 87) 

Luister naar de fragmenten en kruis per bewering aan of deze richtig of falsch is. 

Grammatik C - herhaling

Keuzevoorzetsels - hoe zat het ook alweer? 

3e naamval

4e naamval

Grammatik C - herhaling

Maak Aufgabe 7 op blz. 90. 

Beginopdracht

Diese Woche:

Dienstag (40 Min.)

Presentatie Maud

Check Aufgabe 7

Grammatik: Keuzevoorzetsels (nieuw)

Donnerstag (80 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 5 + 6

Grammatik E: 

sterke werkwoorden

Aussprache: 

Aufgabe 10

Montag (40 Min.)

Studiewijzer

Start Kapitel 7

Hören: Aufgabe 3

Grammatik: Keuzevoorzetsels (herhaling)

Grammatik C - nieuw 

- bespreken Aufgabe 7

- nieuwe theorie: 7/2-regel

- 7/2-regel toepassen

Grammatik C - nieuw 

7/2-regel = 

als er géén rust/tijdstip/beweging in de zin staat, gebruik je de 7/2-regel bij de keuzevoorzetsels. 

auf + über (=2) = 4e naamval

rest (=7 overige) = 3e naamval

Grammatik C - nieuw 

Licht de grammatica toe: Waarom een 3e/4e naamval? 

1. Martin hat eine Stunde auf den Bus (m) gewartet! 

2. Julia arbeitet an ihrem Kunstprojekt (o)

3. Ich freue mich sehr auf die Ferien (mv)!

4. Kannst du mir über das Fußballspiel (o) erzählen?

5. In den Nachrichten wird vor einem Sturm (m) gewarnt.

Grammatik C - nieuw 

Vul zelf de juiste naamval in: 

1. Rede doch mal über deine neue Freundin (v)! 

2. In China sollten Bürger vor der Regierung (v) geschützt werden.

3. Denkst du noch an den Hausaufgaben (mv) für morgen? 

4. Paul hat nicht auf die Nachricht (v) reagiert.

5. Leidet Ina unter einem Schlafproblem (o)?       (Klaar? Aufg. 8)

Grammatik C - nieuw 

- Aufgabe 8 (S. 91)

Lees de zinnen en bepaal of er een 3e of 4e naamval gebruikt moet worden. Gebruik blz. 161 om de juiste vorm in te vullen.

 

- Aufgabe 9 (S. 91) 

Vertaal de zinsdelen tussen haakjes. Gebruik blz. 161 om de juiste vorm in te vullen. 

Beginopdracht

Vertaal:

Versie A	Versie B
de tuin	de wedstrijd
het evenement	de bank
de hoeveelheid	de verzameling
het knuffeldier	het lid
de leden	de rubberen laarzen

Diese Woche:

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Grammatik: Keuzevoorzetsels (nieuw)

Donnerstag (80 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 5 + 6

Grammatik E: 

sterke werkwoorden

Aussprache: 

Aufgabe 10

Montag (40 Min.)

Studiewijzer

Start Kapitel 7

Hören: Aufgabe 3

Grammatik: Keuzevoorzetsels (herhaling)

Lesen

Aufgabe 5 (S. 88): 

Lees de tekst op blz. 89 en beantwoord de 6 vragen in het Nederlands. Ga gericht op zoek naar informatie! 

Aufgabe 6 (S. 88): 

De woorden vóór de cijfers zijn verkeerd ge-auto-correct. 

Zoek in woordenlijst B (S. 114) de juiste woorden.

Grammatik E

Zwakke versus sterke werkwoorden: Wat is het verschil? 

Lijst met sterke werkwoorden: S. 157-158

Wat je moet kunnen voor de toets = 

de verledentijdsvormen van de sterke werkwoorden invullen (vervoegen)

An die Arbeit

Aufgabe 15 (S. 98): 

Herhaling e-i en a-ä-Wechsel: bedenk eerst wat de regels zijn, vul daarna de juiste vervoegingen in. 

Bij de personen du en er/sie/es krijg je bij een lange e een ie. 

Bij de personen du en er/sie/es krijg je bij een korte e een i. 

Bij de personen du en er/sie/es krijg je bij een a een ä. 

Aufgabe 16 (S. 98-99): 

Vul de juiste verledentijdsvormen van de werkwoorden uit het kader in. Gebruik eventueel blz. 157-158. 

Aussprache

Aufgabe 10 (S. 92): 

Lees de tekst "Unterwegs mit Lisa und Lena" aan je buurvrouw/buurman voor. 

De één leest voor, de ander let op uitspraak. Daarna wisselen jullie de rollen om.