Proeftoets Kapitel 4 Das ist mein Ding

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Formatieve toets Kapitel 4

• Grammatik : haben und sein
• Du oder Sie
• Wörterliste A und B

     

Viel Erfolg!

mit den nächsten 33 Aufgaben.

Grammatik. Vertaal de woorden die tussen haakjes staan in het Duits.
(Hij heeft) morgen Fußballtraining.

Vorige Woche (hebben wij) das Spiel gewonnen!

(Heb jij) Hobbys?

(Hebben jullie) auch Ferien?

Frau Holz, was (heeft u) heute vor?

Das (hebben zij) super gemacht!

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
1 Herr Lange, .......... Sie verheiratet?

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
Seit wann ....... du in diesem Verein?

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
Mario ...... ein sehr guter Fußballer!

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
Ich ....... in einem Handballverein.

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
Sag mal, ........ ihr auch zum Konzert gegangen?

Grammatik. Zet de juiste vorm van het werkwoord sein in de zin.
Meine Eltern ........ nicht so sportlich.

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Een medespeler uit je hockeyteam

1. du
2. Sie

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Je tante

1. Sie
2. du

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Een kennis van je vader aan?

1. Sie
2. du

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Een onbekende vrouw op straat

1. du
2. Sie

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Je buurman

1. du
2. Sie

Grammatik. Hoe spreek je de volgende personen in Duitsland aan?
Een pupil waar je tennistraining aan geeft

1. du
2. Sie

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
de tribune

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
de speler

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
aan sport doen

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
de toeschouwers

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
tennissen

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
de vakantie

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
de kleur

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
televisie kijken

Wörter. Vertaal de volgende woorden in het Duits.
mooi

de muziek

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?
Der Spieler hat den Ball in ........... geschossen!

1. Punkt
2. das Tor
3. Freizeit
4. Wochenende

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?
Am ...... gehen wir nicht in die Schule.

1. Freizeit
2. die Disco
3. Schwimmen
4. Wochenende

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?
Tanja kann sehr gut ........

1. Schwimmen
2. das Tor
3. Punkt
4. Wochenende

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?
Ich habe Lust zu tanzen. Gehst du mit in ...... ?

1. Schwimmen
2. das Tor
3. die Disco
4. Punkt

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?
In meiner ......... spiele ich gerne Computerspiele.

1. Wochenende
2. Freizeit
3. Punkt
4. Tor

Wörter. Welk Duitse woord past in de zin?

Unser Team hat einen ....... mehr als das andere Team: wir haben gewonnen!

1. Punkt
2. Wochenende
3. Schwimmen
4. die Disco