Rapport 221AH

Woensdag 2 maart
Rapport schrijven
Doel: je schrijft een rapport naar aanleiding van een casus. Je schrijft het rapport in foutloos Nederlands.
Naar aanleiding van deze opdracht weten de docenten waar er nog aandacht aan besteed moet worden.
StarttaalCompactOnline 2F - Taalverzorging - Spelling
Doel: je oefent én verbetert je spellingsvaardigheid
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Woensdag 2 maart
Rapport schrijven
Doel: je schrijft een rapport naar aanleiding van een casus. Je schrijft het rapport in foutloos Nederlands.
Naar aanleiding van deze opdracht weten de docenten waar er nog aandacht aan besteed moet worden.
StarttaalCompactOnline 2F - Taalverzorging - Spelling
Doel: je oefent én verbetert je spellingsvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wees volledig en duidelijk
De 7 Gouden W's: 
  • Wie-Wat-Waar-Wanneer-Waarom-Welke wijze (hoe)-Waarmee

Om duidelijkheid te scheppen, is het verstandig om signaalwoorden te gebruiken. 
PV: structuuraanduiders 

Slide 3 - Diapositive

Maak het verschil
De man draaide zich om en rende weg terwijl ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg nadat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, maar ik trok mijn dienstwapen.
De man draaide zich om en rende weg, omdat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, hoewel ik mijn dienstwapen trok.

De man draaide zich om en rende weg terwijl ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg nadat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, maar ik trok mijn dienstwapen.
De man draaide zich om en rende weg, omdat ik mijn dienstwapen trok.
De man draaide zich om en rende weg, hoewel ik mijn dienstwapen trok.

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 5 - Carte mentale

Slide 6 - Lien

Rapport: schrijf je in de verleden tijd
1) Schrijf de verledentijdsvorm op van de volgende werkwoorden:
vliegen-reiken-betreden-wijzen-ervaren-aanbevelen-varen-willen
2) Schrijf het voltooid deelwoord op van de volgende werkwoorden: herindelen-hergroeperen-screenen-gebruikmaken

Slide 7 - Diapositive

Antwoorden verleden tijd
                       vliegen: vlogen
                                   reiken: reikten
betreden:betraden
gieten:goten                            wijzen: wezen
ervaren: ervoer/ervaarde                        aanbevelen: aanbevolen
varen: voeren/vaarden
willen: wilden

Slide 8 - Diapositive

Antwoorden volt. dw.
herindelen: heringedeeld
hergroeperen: gehergroepeerd
screenen: gescreend
gebruikmaken: gebruikgemaakt

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Rapport schrijven
-Gebruik het format van de “avondbar”:
  • aan, van, onderwerp, nummer, datum, bijlage, afschrift, rapport
-Een specifiek rapport moet meer zijn dan 10 zinnen: beeldend!
-Nadat het rapport afgerond is, eerst laten nakijken door een klasgenoot daarna mailen naar meneer Stolk en een cc naar mevrouw De Goede

Slide 11 - Diapositive

U bent beveiliger bij Pec n.v. te Amersfoort, u bent als objectbeveiliger actief en u loopt een brand- en sluitronde. Tijdens deze ronde kijkt u vanuit een vergaderzaal naar buiten. U ziet dat een man, die u vaag herkent, een jerrycan in zijn handen heeft. U ziet dat er vloeistof uit de jerrycan komt tegen de zijkant van het houten fietsenhok dat tegen de gevel van uw object staat. Vervolgens ziet u dat de verdachte een Zippo-aansteker uit zijn jaszak haalt en het fietsenhok in brand steekt. Onmiddellijk onderneemt u actie. Natuurlijk zorgt u ervoor dat u de verdachte aanhoudt en alle andere zaken die normaal gesproken moeten worden gedaan in deze situatie.


Slide 12 - Diapositive

Rapport gemaild?
StarttaalCompactOnline 2F - Taalverzorging - Spelling- Hoofdletters + Aaneenschrijven
Klaar? Meervoudsvormen

Slide 13 - Diapositive

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 14 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 15 - Quiz

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 18 - Quiz

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte

Slide 19 - Quiz

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt

Slide 20 - Quiz

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 21 - Quiz

Verder met...
StarttaalOnline 3F - werkwoordspelling gecombineerd
Haal je telkens een onvoldoende? Maak de opdracht en laat je antwoorden aan mij zien voordat je op controleren klikt.

Schriftelijke uitleg ligt op het bureau.

Slide 22 - Diapositive

Afsluiting
Wat ga je van de inhoud van deze les onthouden?

Slide 23 - Diapositive