Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Blok 1 - Grammatica - les
Herhaling leerjaar 1
pv-wwg-ond
bouwplan
Telefoon in telefoonhotel
Ga zitten
Leg je boek/schrift/etui op tafel
Wacht in stilte tot de les gaat beginnen
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Absentie
Huiswerk bespreken
Opwarmen
Uitleggen
Oefenen
Nabespreken (doelen bereikt?)
Wat gaan we doen?
1
Slide 2 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Kunnen
Je weet wat de tijdproef is.
Je weet wat een bouwplan is.
Je kent de volgende afkortingen: vt - tt - pv - ond - wwg
Je weet waar je grammatica-animaties in de online lesmethode kunt vinden.
Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd zetten.
Je kunt de pv, wwg en ond in een zin benoemen.
Je kunt het bouwplan van een zin maken.
Weten
Slide 3 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Groepjes van maximaal 4 personen;
Eén woordvoerder per groepje;
Tien vragen;
Per vraag maximaal 1 minuut bedenk/overlegtijd;
Per goed antwoord zijn punten te verdienen (max. 17)
Het groepje met de meeste punten wint (bij gelijke stand is er een bonusvraag)
Opwarmen - wat weet je nog?
1
Slide 4 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Verdeel deze zin met schuine streepjes in zinsdelen.
(1 punt)
De clowns vertonen dagelijks hun malle kunsten in de piste van het circus.
Vraag 1
1
timer
1:00
De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus. (1 pnt)
Slide 5 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is de persoonsvorm in de vorige zin? (1 punt)
De clowns vertonen dagelijks hun malle kunsten in de piste van het circus.
Vraag 2
1
timer
1:00
vertonen (1 pnt)
Slide 6 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin.
(1 punt)
Jullie zullen beter moeten opletten!
Vraag 3
1
timer
1:00
zullen moeten opletten (1 pnt)
Slide 7 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem de werkwoorden in het werkwoordelijk gezegde van de vorige zin. Kies uit: persoonsvorm, voltooid deelwoord en hele werkwoord. (3 punten)
Jullie zullen beter moeten opletten!
Vraag 4
1
timer
1:00
zullen - pv (1 pnt)
moeten - hele ww (1 pnt)
opletten - hele ww (1 pnt)
Slide 8 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Op welke twee manieren kun je het onderwerp in een zin vinden? (2 punten)
Vraag 5
1
timer
1:00
Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde? (1 pnt)
De getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee. (1 pnt)
Slide 9 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is het onderwerp in de volgende zin? (1 punt)
In de winter kunnen veel vogels wel wat hulp van ons gebruiken.
Vraag 6
1
timer
1:00
Veel vogels (1 pnt)
Slide 10 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Welke lidwoorden ken je? (3 punten)
Vraag 7
1
timer
1:00
de (1 pnt)
het (1 pnt)
een (1 pnt)
Slide 11 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat is het bijvoeglijke naamwoord in deze zin? (1 punt)
De warme melk staat klaar op het aanrecht.
Vraag 8
1
timer
1:00
warme (1 pnt)
Slide 12 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de vorige zin?
(2 punten)
De warme melk staat klaar op het aanrecht.
Vraag 9
1
timer
1:00
melk (1 pnt)
aanrecht (1 pnt)
Slide 13 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Wat zijn de voorzetsels in de volgende zin? (2 punten)
Ook de dieren in het asiel hebben recht op een goed leven.
Vraag 10
1
timer
1:00
in (1 pnt)
op (1 pnt)
Slide 14 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus. (1 pnt)
vertonen (1 pnt)
zullen moeten opletten (1 pnt)
zullen= persoonsvorm, moeten= hele werkwoord, opletten = hele werkwoord (3 pnt)
Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde? & de getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee. (2 pnt)
veel vogels (1 pnt)
de, het, een (3pnt)
warme (1 pnt)
melk, aanrecht (2 pnt)
in, op (2 pnt)
De juiste antwoorden
1
Slide 15 - Diapositive
Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.
Benoem de woordsoorten in onderstaande zin. Kies uit: werkwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, overig en voorzetsel. (3 punten: per fout antwoord 1 punt aftrekken)
Het driftige meisje heeft zich aan het einde van de les bij haar strenge afdelingsleider gemeld.
Bonusvraag
1
Antwoord
1 De clowns / vertonen / dagelijks / hun malle kunsten / in de piste van het circus.
2 vertonen
3 zullen moeten opletten
4 zullen= persoonsvorm
moeten= hele werkwoord
opletten = hele werkwoord
5 Wie of wat vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
De getalproef. Je verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud (of andersom). Het onderwerp verandert mee.