Hfst 5 verkoopt & handelt verkoop af

Hoofdstuk 5 kassafuncties
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
detailhandelMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 kassafuncties

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- Wat weet je er al van?
- Theorie behandelen hoofdstuk 5 blz. 136-148
- Vragen maken 1 t/m 16
- Opdracht filmpje


Slide 2 - Diapositive

Wat kan een kassa allemaal?

Slide 3 - Carte mentale

5.1 Functies van een kassa
1. Telfunctie
2.  Bewaarfunctie
3. Controlefunctie
4. Informatiefunctie
5. Beheerfunctie
6. Registratiefunctie

Slide 4 - Diapositive

1.Telfunctie
De telfunctie is wel duidelijk. Een kassa kan bedragen optellen. Maar ook btw of korting berekenen. 

Slide 5 - Diapositive

Bewaarfunctie
- De kassa bewaart het geld
Meestal een vast bedrag aan wisselgeld in de kassa
De biljetten hebben een vaste plek in de kassa, hierdoor vergis je je minder snel

Slide 6 - Diapositive

controlefunctie
De kassa kan aangeven hoeveel geld erin de lade moet liggen
Er staat voor hoeveel er verkocht is
Kasverschillen kunnen zo duidelijk worden

Slide 7 - Diapositive

Informatiefunctie
Welke artikelen zijn er verkocht
Hoeveel klanten
Wat is de omzet
Moet de voorrraad worden bijgevuld?
Wat is de drukte tijd van de dag?

Slide 8 - Diapositive

X bon en Z bon
X-bon kan elk moment worden uitgedraaid
Z-bon = wordt aan het einde dag uitgedraaid--> een eindoverZicht

Slide 9 - Diapositive

Met een X bon kun je het overzicht zien wat er die dag aan omzet is gemaakt.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Beheerfunctie
Informatie over het beheren van zijn winkel
Op welke datum en tijd is een artikel verkocht
Welk artikel is verkocht
Wat is het aankoopbedrag?

Slide 11 - Diapositive

Registratiefunctie
- aanslagen per minuut
- wat wordt er geruild
Dit zorgt ervoor dat klanten een bon meekrijgen
Alle handelingen worden opgeslagen in het geheugen

Slide 12 - Diapositive

Telfunctie
Bewaarfunctie
controlefunctie
Informatiefunctie
Beheerfunctie
Registratiefunctie
Optellen van getallen
Geld bewaren in de kassa
Kasverschillen ontdekken
Welke artikelen zijn verkocht?
Hiermee bepaald hij het beleid
De aanslagen worden geregistreerd

Slide 13 - Question de remorquage

Vragen
Maak vraag 1t/m 5 blz 150

Slide 14 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Blz 140-148 behandelen
Vragen maken

Slide 15 - Diapositive

Wat is dit?

Slide 16 - Question ouverte

Noem 2 voordelen van een afroombox

Slide 17 - Carte mentale

Tijdslot
Op een afroombox zit vaak een tijdslot. Dit zorgt ervoor dat je nog een behoorlijke tijd moet wachten voordat de box geopend kan worden. Deze tijd kan gebruikt worden op de politie te waarschuwen. 

Slide 18 - Diapositive

Buizenstelsel
Nog veiliger
Direct via buizen naar de kluis

Slide 19 - Diapositive

Afroomformulier wat is dat?

Slide 20 - Question ouverte

Berekenen hoeveel geld een klant terugkrijgt hoort tot de
A
Rekenfunctie
B
Beheerfunctie
C
Informatiefunctie
D
Controlefunctie

Slide 21 - Quiz

Aangeven hoeveel er op een dag is omgezet, hoort bij de
A
Bewaarfunctie
B
Controlefunctie
C
Informatiefunctie
D
Registratiefunctie

Slide 22 - Quiz

Wat is kasverschil?

Slide 23 - Question ouverte

Te veel geld in de kassa bewaren is niet veilig. Wat doet de caissière om dit te voorkomen?
A
Afromen
B
Ze legt briefjes van €50 of meer in een aparte lade
C
Als er meer dan 10 briefjes van € 50 in de lade zitten, brengt ze deze naar haar baas

Slide 24 - Quiz

Wat betekent de kassa opmaken?
A
Alle geld tellen in de kassa
B
De kassa opruimen
C
De kassa klaarmaken voor de opening van de winkel

Slide 25 - Quiz

Een kassadagstaat is:
A
De staat waarin de kassa verkeerd
B
De totale verkoop van 1 dag
C
Alle foutmeldingen die staan op 1 formulier

Slide 26 - Quiz

Kassa tellen
- Niet bij de klanten, liefst in aparte ruimte
- Liefst met 2 personen
- Liefst na sluitingstijd

Slide 27 - Diapositive

In de meeste winkels wordt de kassa een keer per dag opgemaakt. Welke richtlijnen worden er gevolgd als je geld aan het tellen bent, na sluitingstijd? Noem de twee belangrijkste.

Slide 28 - Question ouverte

Regels voor de veiligheid
- Duidelijke kluisprocedure
- Dagelijks geld storten (veiliger + je krijgt rente)
- Als er teveel geld in de kluis ligt, ben je niet verzekerd
- Geldtransport goed regelen
- Klanten stimuleren om met pin te betalen

Slide 29 - Diapositive

Kluisprocedure
1. geheimhouding:
locatie van de kluis is geheim
2. Sleutelprocedure:
Hierin staat waar de sleutel bewaard wordt
3.Codeprocedure:
hierin staat welke mensen de code kennen. Je mag de code nergens noteren.

Slide 30 - Diapositive

Waarom mag het bedrag in de kluis niet te hoog oplopen? Er zijn meerdere antwoorden goed
A
Kans op diefstal wordt groter
B
De kluis is niet groot genoeg om er veel in te bewaren
C
Te veel geld in de kluis is niet verzekerd
D
Het wordt in de kluis anders een rommeltje

Slide 31 - Quiz

2 manieren van storten
1. Stortautomaat met je bankpas en pincode
2. Sealbagautomaat, biljetten zijn verpakt in een sealbag (plastic zak) + storformulier. Dit stop je in de sealbagautomaat
Hiervoor sluit je een overeenkomst met de bank. Goedkoper dan storten. 
Voor het storten op de bank moet je geld betalen.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Geldtransport
-  Zelf doen of uitbesteden
Laat het altijd verschillende medewerkers doen
- Nooit op hetzelfde tijdstip/dag
- Transporteer met 2 personen
-Zorg dat het geld niet zichtbaar is
- Gebruik niet altijd dezelfde tas

Slide 34 - Diapositive

Transport uitbesteden
1. Vraag om legitimatie van de medewerker
2. Je geeft de koffer en vraagt om een ontvangstbon 
3. Let erop dat de medewerker de koffer goed sluit


Slide 35 - Diapositive

Wat is er belangrijk bij het uitbesteden van transport?

A
Je vraagt de medewerker om legitimatie
B
Je geeft de koffer en vraagt om een ontvangstbon
C
Let erop dat de medewerker de koffer goed sluit
D
alle punten A,B en C zijn belangrijk

Slide 36 - Quiz

Vragen
Maak vraag 6 t/m 16

Slide 37 - Diapositive