V1 Oefenen Grammatica Zinsdelen

Welkom V1T
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom V1T

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  1. Lezen leesboek 3
  2. Herhalen zinsdelen
  3. Woordsoorten
  4. Zelfstandig werken aan de opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Lezen

Slide 3 - Diapositive

Doel van de les
Het herhalen van de zinsdelen en woordsoorten

Nieuw: bijwoord en voorzetsel 

Slide 4 - Diapositive

Grammatica
Zindelen
Woordsoorten

Slide 5 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je?

Slide 6 - Carte mentale

Grammatica zinsdelen
pv
WWG
OW
LV
MV

Slide 7 - Diapositive

Redekundig ontleden is
A
woorden benoemen
B
zinsdelen benoemen

Slide 8 - Quiz

Wat is taalkundig ontleden?
A
zinsdelen benoemen
B
woordsoorten benoemen
C
zinnen splitsen

Slide 9 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van zinsdelen?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan als geheel voor de persoonsvorm komen te staan.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 11 - Quiz

Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: Mijn ouders hebben een huis gekocht.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Mijn ouders
hebben
een huis
gekocht.

Slide 12 - Question de remorquage

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Benoem de zinsdelen van de volgende zin: 
Joris heeft zijn moeder een cadeau gegeven.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Lijdend
voorwerp
MV
Joris
heeft
zijn moeder
een cadeau
gegeven.

Slide 14 - Question de remorquage

Benoem de zinsdelen
Pv en wwgezegde
Ow
Lv
Mv
Hij
mailt
zijn collega
de documenten.

Slide 15 - Question de remorquage

Benoem de zinsdelen
PV =
WWG
OW = 
LV = 
Overig =BWB
Stijn
heeft
sinds kort
een baantje als vakkenvuller

Slide 16 - Question de remorquage

De boot ligt aan de kade

aan de kade =
A
OW
B
Ander zinsdeel (BWB)
C
MV
D
LV

Slide 17 - Quiz

Benoem de zinsdelen
PV =
Gz = 
OW = 
LV = 
De kinderen
hebben
goede resultaten
behaald..

Slide 18 - Question de remorquage

4)Welke zinsdelen benoemen samen het werkwoordelijk gezegde?

De burgemeester 1 / had 2/ die voetbalwedstrijd 3/ verboden 4 ./
A
1 en 4
B
2 en 3
C
2 en 4
D
3 en 4

Slide 19 - Quiz

Welk zinsdeel benoem je als onderwerp in de volgende zin?

'In 1977 werd bij Velsen het skelet van een Romein gevonden in een waterput.'
A
het skelet
B
een Romein
C
Velsen
D
het skelet van een Romein

Slide 20 - Quiz

Niemand heeft mij iets gevraagd. 
Benoem het zinsdeel 'iets'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
naamwoordelijk gezegde (ng)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)

Slide 21 - Question de remorquage

Woordsoorten
  • olw
  • blw
  • znw
  • bnw
  • ww


Slide 22 - Diapositive

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'zijn'
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 23 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' =
A
zn
B
zww
C
bn
D
lw

Slide 24 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is een............
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 25 - Quiz

Grammatica H36
Bijwoorden en voorzetsels

Slide 26 - Diapositive

Voorzetsel

Slide 27 - Carte mentale

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 28 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 29 - Question de remorquage

Bijwoord

Slide 30 - Carte mentale

Over wat door soort woorden geeft een bijwoord informatie?

Slide 31 - Question ouverte



Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje

Slide 32 - Quiz

Zoek het bijwoord:
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech

Slide 33 - Quiz

Opdrachten
  • Goed lezen blz 146 en 148
  • Maken H36 opdr 1, 3 en 6 (alleen de voorzetsels en niet de achterzetsels)
  • Ben je klaar, dan ga je nog even lezen in je leesboek

Slide 34 - Diapositive

Huiswerk voor vrijdag 17 februari
Leren H21, H22 en H36
Maken H36 opdr 1, 3 en 6

Slide 35 - Diapositive

Ik
hang
mijn jas
aan de kapstok
OW
LV
WWG
Ander zinsdeel/BWB
MV

Slide 36 - Question de remorquage