Lezen H5_Functiewoorden_

Lezen H5:
Functiewoorden
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lezen H5:
Functiewoorden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Zaken die je vaak in de inleiding tegenkomt:
  • aanleiding voor de tekst
  • achtergrondinformatie die nodig is om de hoofdzaak van de tekst te snappen
  • anekdote ter verduidelijking
  • deel van de hoofdgedachte
  • interessante aspecten van de hoofdzaak / -gedachte

Slide 3 - Diapositive

Het middenstuk
  • Als je de rode draad herkent in een tekst (tekststructuur), dan herken je sneller de inhoud van de tekst.

argumentatiestructuur, voor- en 
nadelenstructuur, vraag-antwoord-
structuur etc. (H1 t/m H4)



Slide 4 - Diapositive

Het slot laat meestal een van de volgende zaken zien:
  • aansporing van de lezer
  • blik op de toekomst
  • conclusie
  • samenvatting
  • uitsmijter

Slide 5 - Diapositive

Wat is een functie? 
 Taak, beroep, werking, doel binnen een geheel. 
Bijvoorbeeld: ordehandhaving, docent, zuurstof transporteren, waterzuivering. 
Wat hebben functies met leesvaardigheid te maken? 
 Een tekstgedeelte - één of meer alinea’s - hebben een taak in de tekst. Bijvoorbeeld: probleem duidelijk maken, conclusie trekken, voorbeeld, oorzaak- gevolg, ….. 

Slide 6 - Diapositive

Functies van tekstgedeeltes
We weten nu dat een tekstgedeelte een bepaalde functie heeft. In je boek vind je verschillende namen en omschrijvingen van functies. Het is belangrijk dat je steeds beter in teksten leert zien welke functie tekstgedeeltes en alinea’s hebben. Bijvoorbeeld: 

Slide 7 - Diapositive

Functiewoorden en signaalwoorden
Er is verschil tussen een functiewoord en een signaalwoord: 
een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte; 
het woord komt zelf meestal niet in de tekst voor; 
een signaalwoord zegt iets over het verband tussen tekstgedeeltes (of tussen zinnen)
het woord staat altijd in de tekst. 

Slide 8 - Diapositive

1) aanbeveling - goede raad, suggestie voor oplossing
van probleem

2) aanleiding - actuele gebeurtenis die de schrijver gebruikt om de tekst aan op te hangen (meestal aan het begin van de tekst)

3) constatering - de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een waarneming

Slide 9 - Diapositive

4) probleemstelling - de schrijver geeft aan over welk probleem zijn tekst gaat, hij benoemt en beschrijft het probleem

5) uitwerking - de schrijver geeft extra, meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder genoemd heeft.

6) verklaring - de schrijver legt uit waarom iets is zoals het is. Hij maakt het begrijpelijk.

Slide 10 - Diapositive

  • Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter. 
  • Vaak worden functiewoorden niet gegeven en moet je zelf de functie van een tekstdeel bepalen. 
  • Signaalwoorden helpen je.
  • Voorbeelden van functiewoorden: aanleiding, voorbeeld, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, oplossing en verklaring.

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag
Maak alle opdrachten van Lezen H5. Dit moet aan het einde van de les af zijn.
Klaar? Laat het aan me zien. 

Slide 12 - Diapositive