Theorievragen

Theorievragen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
VoertuigentechniekBeroepsopleiding

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Theorievragen

Slide 1 - Diapositive

De debetkant van de balans geeft aan hoe groot de vermogensbehoefte van het bedrijf is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Een bedrijf heeft een 5,5% hypotheek
Hierdoor daalt het Vreemd Vermogen en blijft de rente gelijk
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Aan de creditkant van de resultatenrekening staan de kosten die zijn gemaakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Wanneer een ondernemer een creditnota ontvangt van een leverancier, wordt de btw credit geboekt op Te vorderen BTW
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quiz

De liquiditeit bereken je door het lang vreemd vermogen te delen door de vlottende activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Het bankboek heeft geen beginsaldo en het Verkoopboek heeft alleen een inkomstenkant
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een vermeerdering van bezit wordt op de balans aan de creditzijde gezet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Het gewaardeerd loon is gelijk aan de loonkosten in de balans
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een vermindering van opbrengsten vind je op de resultatenrekening terug op de debetzijde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Een Rekening Courant Krediet is een lening die je korter dan een jaar hebt, oftewel het is een Kort Vreemd Vermogen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Bij operational lease betaal je de btw per maand
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

U stuurt als ondernemer een factuur naar een afnemer, de btw boekt u dan credit op de rekening Te betalen btw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Debiteuren, crediteuren en voorraden zijn collectieve rekeningen, omdat zij een totaaltelling geven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Vaste Activa zijn de balansposten aan de creditzijde waarin het geld voor langer dan een jaar is vastgezet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

De solvabiliteit bereken je door het kort Vreemd Vermogen te delen door de Vlottende Activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Een vermindering van bezit komt op de balans aan de creditzijde te staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wanneer het saldo van de post verrekende btw op de eindbalans aan de creditkant staat valt het onder Vlottende Activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Aan de debetkant van de resultatenrekening staan de kosten die zijn gemaakt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

De solvabiliteit bereken je door het kort vreemd vermogen te delen door de vlottende activa
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Een vermeerdering van schuld komt op de balans aan de debetkant te staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

U als ondernemer stuurt een creditfactuur naar een afnemer, de btw boekt u dan debet op de rekening Te betalen btw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Een ondernemer heeft een onderhandse lening. Dit kan alleen een lening zijn van een familielid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

De creditkant van de balans geeft de vermogensbronnen aan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Op de Saldibalans staat de verrekening van de Proefbalans en de mutaties
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Een vermeerdering van kosten vind je op de resultatenrekening terug op de debetzijde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Een Rekening Courant Krediet is een lening die je langer dan een jaar hebt, oftewel het is een Lang Vreemd Vermogen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Het gewaardeerd loon vind je niet terug in de balans, maar is een gegevens in de opdracht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Bij financial lease betaal je de btw vooraf
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Vlottende Activa zijn de balansposten aan de debetzijde waarin het geld voor minder dan een jaar is vastgezet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Wanneer het saldo van de post 'verrekende btw' op de eindbalans aan de debetkant staat valt het onder Kort Vreemd Vermogen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Op een liquiditeitsbalans worden alle balansposten opgenomen tegen de waarde die ze bij verkoop op korte termijn waarschijnlijk op zullen brengen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Het bankboek heeft een beginsaldo en het verkoopboek alleen een inkomstenkant
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Een vermindering van schuld wordt op de balans aan de debetkant gezet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quiz

Een ondernemer heeft op de resultatenrekening 'Lening u.g. (uitgeleend geld) staan
Dit wordt gezien als interest aan de Kostenkant
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz