Formuleren - hoofdstuk 1 2ha

Formuleren hoofdstuk 1
Synoniemen en verwijswoorden
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Formuleren hoofdstuk 1
Synoniemen en verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Programma van de les
  • Korte uitleg
  • Aantal quizvragen
  • Uitleg weektaak van deze week
  • Vooruitblik op de volgende les
  • Werken aan je weektaak van deze week
  • Begin van de volgende les: opdrachten inleveren via LessonUp

Slide 2 - Diapositive

Lees de onderstaande tekst.
In Nederland krijgen deze week de eerste mensen het vaccin tegen corona. Het vaccin wordt al lang onderzocht, omdat het vaccin wel betrouwbaar moet zijn. De zorgmedewerkers krijgen het vaccin als eerste. Het vaccin is gratis en driekwart van de Nederlanders heeft aangegeven het vaccin wel te willen. Nederland is een van de laatste Europese landen die begint met het toedienen van het vaccin. Het vaccin is van  de fabrikant Pfizer.

Slide 3 - Diapositive

Welk woord werd in de tekst heel vaak herhaald?

Slide 4 - Question ouverte

Hoe vaak werd het woord 'vaccin' genoemd in de tekst?
A
5 keer
B
7 keer
C
8 keer
D
10 keer

Slide 5 - Quiz

Uitleg
Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. De tekst leest dan niet prettig. Je kunt dit oplossen door variatie aan te brengen met behulp van synoniemen en verwijswoorden. 

Slide 6 - Diapositive

Waar of niet waar? Synoniemen zijn woorden die dezelfde betekenis hebben.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar? Etage en verdieping zijn synoniemen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?
Vaccin en medicijn zijn synoniemen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Vaccin en medicijn zijn geen synoniemen.
Een vaccin voorkomt dat je ziek wordt. Een medicijn kan je genezen als je al ziek bent. 

Slide 10 - Diapositive

Een synoniem van vaccineren is...
A
genezen
B
inenten
C
toedienen
D
prikken

Slide 11 - Quiz

Uitleg (2)
Naast synoniemen, kun je ook verwijswoorden gebruiken in een tekst om je tekst minder eentonig te maken. Voorbeelden van verwijswoorden zijn hij, haar, zijn, deze, die.

De coach vindt Huntelaar een sterke speler dus de coach heeft Huntelaar opgesteld. Of:
De coach vindt Huntelaar een sterke speler, dus hij heeft hem opgesteld.

Slide 12 - Diapositive

Herschreven tekst
In Nederland worden deze week de eerste mensen ingeënt tegen corona. Het vaccin wordt al lang onderzocht, omdat het wel betrouwbaar moet zijn. De zorgmedewerkers krijgen de prik als eerste. Het vaccin is gratis en driekwart van de Nederlanders heeft aangegeven wel gevaccineerd te willen worden. Nederland is een van de laatste Europese landen die begint met inenten. Het vaccin is van de fabrikant Pfizer.

Slide 13 - Diapositive

Weektaak
Doorlezen: theorie op blz. 32 (Formuleren hoofdstuk 1)
Maken: startopdracht en opdracht 1, 2 en 3 op blz. 32 en 33. Bij opdracht 2 hoef je vraag 4 niet te maken.

Zorg dat je je opdrachten voorafgaand aan de volgende les (morgen) afhebt. Je moet ze dan inleveren aan het begin van de les (leg ik dan nog uit).

Slide 14 - Diapositive

Vooruitblik op de les van morgen
  • Opdrachten nakijken
  • Uitleg keuzeopdracht leesboek
  • Kahoot over het nieuws

Slide 15 - Diapositive