Woordsoorten - Taalblokken grammatica

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Woordsoorten

Is het 'dat' of 'wat'?

Beide zijn  betrekkelijke voornaamwoorden.

dat - als je verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord: een het-woord

Aan de bar zat een meisje dat precies op je zus leek

wat (1)

• na onbepaalde voornaamwoorden als iets, niets, alles of enige - Alles wat je hier ziet, is zelfgemaakt.

• na dat of datgene - Dat wat je niet hebt, is altijd het aantrekkelijkst.

wat (2)

• na de overtreffende trap -> Het eerste wat ik doe als ik thuiskom, is de hond uitlaten.

• als verwijzing naar een zin die ervoor staat -> Ik ben heel ziek, wat niet goed uitkomt.

• als datgene waarop wat slaat niet genoemd wordt -> Het is mij een raadsel wat hij bedoelt.

zij, hen, hun

Persoonlijke voornaamwoorden

zij - gebruik je als het gaat om het onderwerp van een zin

Bijvoorbeeld:

Zij zijn van plan naar Canada te emigreren.

hen

hen - gebruik je

• na een voorzetsel of
• als het om het lijdend voorwerp gaat
  

Bijvoorbeeld:

Laat jij aan hen even weten dat we later komen?

Ik ga het hen niet vertellen.

hun

hun gebruik je:

• bij een meewerkend voorwerp waar geen voorzetsel voor staat.

(Meewerkend voorwerp: begint vaak met aan of voor. Als deze woorden er niet voor staan, kun je ze ervoor zetten.)

Bijvoorbeeld:

De Koning heeft hun een ritje in de gouden koets beloofd.