V1 - Unit 4 - Week 1 - Les 2

Today
  • Doel van de les: je weet hoe de tegenwoordige tijd werkt in het Engels
 
  • Practise: vocabulary 4.1
  • Explain: grammar - present simple
  • To do: Unit 4.1 - D - opdracht 1 t/m 4
  • Klaar: zie de chat voor de link naar de website om te oefenen
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Today
  • Doel van de les: je weet hoe de tegenwoordige tijd werkt in het Engels
 
  • Practise: vocabulary 4.1
  • Explain: grammar - present simple
  • To do: Unit 4.1 - D - opdracht 1 t/m 4
  • Klaar: zie de chat voor de link naar de website om te oefenen

Slide 1 - Diapositive

Ophalen
artikel
Bezitten
Meestal
verscheidene
Collect
Item
Own
usually
several

Slide 2 - Question de remorquage

Grammar - present simple/ tegenwoordige tijd
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. Bij I, you, we en they gebruik je altijd het hele werkwoord
  • I go to school
  • They cycle to work
  • You never walk

Vaak kan je het ook zien aan de woorden die in de zin staan: always, never, sometimes, often, usually, regularly, etc. 

Slide 3 - Diapositive

Grammar - present simple/ tegenwoordige tijd
Bij he, she en it komt er een s achter het werkwoord. 
  • He never writes to his father.
  • It plays with the toy.
  • She sometimes walks to school.

  • Let op: he, she en it kunnen ook vervangen woorden met namen en dieren. 

Slide 4 - Diapositive

Vraagzinnen en ontkennende zinnen maken
bevestigende zin 
Vraagzin
Ontkennende zin
I go to school
Do I go to school?
I don't go to school
They cycle to work
Do they cycle to work?
They don't cycle to work.
It plays with the toy.
Does it play with the toy?
It doesn't play with the toy.
She walks to the gym.
Does she walk to the gym?
She doesn't walk to the gym.
  • Bij I, you, we en they: Do bij vraagzinnen en don't bij ontkennende zinnen.
  • Bij he, she en it: Does bij vraagzinnen en doesn't bij ontkennende zin en geen s achter het werkwoord.

Slide 5 - Diapositive

Daniel and Mika never ... outside.
A
are playing
B
play
C
plays
D
played

Slide 6 - Quiz

The dog always ... at the mailman.
A
bark
B
barks
C
is barking
D
was barking

Slide 7 - Quiz

Every Sunday, my sister ... the Mandalorian.
A
watches
B
watch
C
watched
D
was watching

Slide 8 - Quiz

Father often ... to Dua Lipa.
A
listened
B
listen
C
listens
D
was listening

Slide 9 - Quiz

They sometimes ... to the movies.
A
goes
B
went
C
are going
D
go

Slide 10 - Quiz

I never .... to work.
A
drive
B
am driving
C
drove
D
were driving

Slide 11 - Quiz

Today

  • To do: Unit 4.1 - D - opdracht 1 t/m 4

  • Klaar: zie de chat voor de link naar de website om te oefenen

Slide 12 - Diapositive