GPL2 t14 week 4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

GPL2  T14 week 4

Over welke 3 onderwerpen ging de vorige les (dinsdag 23 maart)?

Lesdoel:

Je spelt woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden.

Spelling ei/ij

Wanneer gebruik ik ei of ij?

Heel veel woorden moet je gewoon onthouden.

Tip

Heeft het werkwoord met een ij-klank in de verleden tijd een ee-klank?

Dan schrijf je een ij.

Voorbeeld:

werkwoord: bijten

verleden tijd: beet

voltooid deelwoord: gebeten

Je hoort in de verleden tijd een ee.

Dus: het werkwoord MOET met een ij geschreven worden.

Een werkwoord met een ei verandert niet van klank in de verleden tijd.

Voorbeeld:

werkwoord reizen

verleden tijd: reisde

voltooid deelwoord: gereisd

Woorden met een ei

Woorden met een ij

Welke is juist?

1. ijgendom
2. eigedom
3. eigendom
4. ijgedom

Welke is juist?

1. anderzeits
2. anderzijds
3. anderzeids
4. anderzijts

Welke is juist?

1. lotterij
2. lotterei
3. loterei
4. loterij

Welke zijn juist?

1. inleiding
2. scheinbaar
3. nijging
4. uitgeverij

Spelling au en ou

Woorden met au(w) of ou(w)

Kun jij horen of je au of ou schrijft? Nee, he?

Woorden met au of ou moet je uit je hoofd leren.

Luister naar het woord en denk goed na hoe je het moet schrijven.

Maak je het woord langer en hoor je dan een w?

Dan schrijf je meestal auw of ouw.

Vul in:
Geb..........w

Vul in:
Oerw......d

1. au
2. ou

Vul in:
wenkbr.....wen

Vul in:
p.....zeren

1. au
2. ou

Aan de slag

Ga verder in het werkpad in:

 week 4

paragraaf: van hetzelfde