Module Britse Rijk (presentatie)

Historische context - Britse Rijk 1585-1900
examenmodule
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 49 diapositives, avec diapositives de texte et 6 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Historische context - Britse Rijk 1585-1900
examenmodule

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Historische context - Britse Rijk 1585-1900
Leidende vragen:

1. Op welke manieren ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585-1833)? par 1

2. Waardoor werd India in de negentiende eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk (1765-1885)? par 2

3. Welke rol speelden de koloniën in de sociaal-economische ontwikkelingen in Groot-Brittannië (1750-1900)? par 3

Slide 5 - Diapositive

Kenmerkende aspecten




















Tijdvak 5 Ontdekkers en hervormers
18 Het begin van de Europese overzeese expansie.
21 De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
Tijdvak 6 Regenten en vorsten
25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Tijdvak 7 Pruiken en revoluties

27 Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
29 Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme.
30 De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.


Slide 6 - Diapositive

Kenmerkende aspecten


Tijdvak 8 Burgers en stoommachines
31 De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
32 Discussies over de ‘sociale kwestie’.
33 De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
34 De opkomst van emancipatiebewegingen.
35 Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
36 De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Slide 7 - Diapositive

Historische context - Britse Rijk 1585-1900
1.1 Nieuwe samenlevingen
Deze paragraaf richt zich op de 'nieuwe wereld' Amerika en de rol van Engeland aldaar.
les 1

Slide 8 - Diapositive

Leidende vraag
1. Op welke manieren ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585-1833)?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

1.  Macht: meer grond / gebiedsuitbreiding is meer politieke macht, wellicht strategische positie in oorlogen

2. Geloof: In Engeland werden de puriteinen vervolgd, zij hoopten in de nieuwe wereld een kolonie te stichtten op basis van hun geloofsovertuigingen

3. Geld: Handel met inheemse volken, grondstoffen als goud en zilver en andere gewilde producten / nieuwe route naar Azië
Leerdoel 
1. Wat waren drie motieven om in de zeventiende eeuw naar Amerika te verhuizen?

Slide 11 - Diapositive

1.  Macht: meer grond / gebiedsuitbreiding is meer politieke macht, wellicht strategische positie in oorlogen

2. Geloof: In Engeland werden de puriteinen vervolgd, zij hoopten in de nieuwe wereld een kolonie te stichtten op basis van hun geloofsovertuigingen

3. Geld: Handel met inheemse volken, grondstoffen als goud en zilver en andere gewilde producten.
Leerdoel 
1. Wat waren drie motieven om in de zeventiende eeuw naar Amerika te verhuizen?
Voor Glorie, Goud en God naar de Nieuwe Wereld!

Slide 12 - Diapositive

1.  Positief: handelscontacten, verdraagzaamheid onderling - Pilgrim Fathers.

2. Negatief: kolonisten nemen jachtgronden in, Indianen vallen aan of kolonisten vallen aan. Strijd om gebied ontstaat.
Leerdoel 
2. Hoe ontwikkelden de contacten tussen kolonisten en indianen zich?

Slide 13 - Diapositive

1.  Positief: handelscontacten, verdraagzaamheid onderling - Pilgrim Fathers.

2. Negatief: kolonisten nemen jachtgronden in, Indianen vallen aan of kolonisten vallen aan. Strijd om gebied ontstaat.
Leerdoel 
2. Hoe ontwikkelden de contacten tussen kolonisten en indianen zich?

Slide 14 - Diapositive

Indianen worden ingezet als (dwang)arbeiders

Indianen worden vermoord in gevechten om gebied of steeds verder naar het westen gedreven

Indianen worden slachtoffer van de Europese ziekten waartegen zij niet bestand zijn
Leerdoel 
3. Waarom zorgde de komst van de kolonisten voor een snelle afname van het aantal indianen?

Slide 15 - Diapositive

Leerdoel 
4. Wat waren de sociale en economische eigenschappen van vestigingskoloniën en van plantage-economieën?
vestigingskoloniën
Vooral in het noorden VS
veel arbeid in fabrieken, hout- en metaalindustrie, scheepsbouw. Grote arbeidersklasse
plantagekoloniën
Vooral in het zuiden VS
winst dmv slavernij,
rijke (adellijke) bovenlaag, veel slaven, weinig stadjes, agrarische samenleving

Slide 16 - Diapositive

.


Klimaat en bodem waren zeer geschikt voor suikerteelt. Slavenarbeid leverde enorme winst
Nadeel: Grond raakt uitgeput.

Geen vestigingskoloniën, nadruk volledig op plantagekolonie.
Leerdoel 
5. Waarom waren de plantagekoloniën in het Caraïbisch gebied, zoals Barbados en Jamaica, winstgevender voor de Britse kolonisator dan de plantagekoloniën in Noord-Amerika? 

Slide 17 - Diapositive

Ontstaan van wereldhandel en wereldeconomie

Nooit varen met een leeg schip

B.A.C. vervoert eindproducten uit Europa naar Afrika, laadt daar slaven voor Amerika en neemt weer grondstoffen mee naar Europa.

Grondstoffen en Afzetgebied
Leerdoel 
6. Beschrijf en verklaar de driehoekshandel van de Britse African Company? 

Slide 18 - Diapositive

Leerdoel 
6. Beschrijf en verklaar de driehoekshandel van de Britse African Company? 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Kolonies Amerika: No taxation without representation.

Engeland legde de kolonisten allerlei belastingen op.  

Kolonisten willen meer inspraak in het bestuur.

Declaration of Independence 1776

Onafhankelijkheidsoorlog 1776 - 1783
Leerdoel 
7. Wat waren de economische en politieke motieven voor het verzet van de kolonisten tegen Groot-Brittannië?.
Beleid Engeland: kolonie is ondersteunend aan moederland

Slide 21 - Diapositive


1776: Verenigde Staten van Amerika

Natuurlijke rechten: Vrijheid, eigendom en zelfbescherming

Uitvoerende macht: president en ministers
Wetgevende macht: Congres
Rechterlijke macht: gerechtshof

Staten hebben afzonderlijk ook veel macht: Federale Statenbond
Leerdoel 
8. Hoe werden verlichte ideeën als trias politica, volkssoevereiniteit en natuurlijke rechten toegepast in de Amerikaanse grondwet?
Trias Politica

Slide 22 - Diapositive

Leerdoel 
9. Wat waren argumenten voor en tegen abolitionisme?
Voor.
- Gratis arbeid
- Blank is superieur
Tegen
- Iedereen is gelijk
- Onmenselijk
1807 - Verbod op slavenhandel
1833 - Verbod op slavernij GB
1863 - Verbod op Slavernij VS (en NLD)
Slavernijkwestie leidde tot de Amerikaanse Burgeroorlog tussen Noord en Zuid (1861-1865)

Slide 23 - Diapositive

1807 - Verbod op slavenhandel
1833 - Verbod op slavernij GB
1863 - Verbod op slavernij VS (en NLD)

Plantagekoloniën

Volledig afhankelijk voor inkomsten van slavenarbeid
Leerdoel 
10. Waarom zorgde het verbod op slavenhandel en slavernij in het Britse Rijk voor de economische neergang van Jamaica en Barbados?

Slide 24 - Diapositive

  Even oefenen

Slide 25 - Diapositive

1.2 India als trots van het Britse Rijk
HC Britse Rijk  1585 - 1900
les 1

Slide 26 - Diapositive

Leidende vraag
2. Waardoor werd India in de negentiende eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk (1765-1885)?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Leerdoel
1. Welke voordelen had het Britse handelsmonopolie in India voor de Britse handelaren, Indiase bevolking en de Indiase vorsten?
Britse handelaren: Alleen zij mochten handel drijven met India, mochten het met geweld verdedigen, konden prijsafspraken maken

Indiase bevolking: verdienen aan de handel meer dan verkoop in eigen land

Indiase vorsten: delen in de winst, zijn tussenpersoon tussen Britten en Indiase bevolking, behouden de macht over hun gebied

Slide 29 - Diapositive

Leerdoel
2. Wat was de Britse handelswijze in India in de zeventiende eeuw, met factorijen en bania’s en waarom pakten de Britten het zo aan?

Geen plantage- en vestigingskolonies in India.

Handel via factorijen en lokale inheemse tussenpersonen (bania's).

Bania's regelden het transport en alle andere afspraken met de wevers, spinners en katoentelers.

Op deze manier hadden de Britten wel de lusten niet de lasten van een extra kolonie. Bestuur werd door Mogolvorsten geregeld.

Slide 30 - Diapositive

Leerdoel
3. Hoe verliep de ontwikkeling van de positie van Indiase handelsproducten in de wereldeconomie van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw?
zeventiende eeuw: Indiase eindproducten, vooral textiel, worden via tussenhandel verscheept naar Engeland.

achttiende eeuw: a.g.v. IR : Britten halen grondstoffen en verwerken deze in GB tot eindproducten die weer afgezet worden in India. Behoefte aan andere handelsgewassen: thee, tabak. Nu wel plantages

negentiende eeuw: India is inmiddels onderdeel van het Britse Rijk. Plantage-economie zet zich voort. GB bestuurt India zelf. Infrastructuur (spoorwegen, suezkanaal) wordt verbeterd.

Slide 31 - Diapositive

Leerdoel
4. Waarom betekende het Verdrag van Allahabad het einde van de invloed van de Mogolvorsten op het bestuur van India?
1765 Verdrag van Allahabad.

Britten zijn niet tevreden over het beleid van de Mogolvorsten. 
Leger grijpt in. Mogolvorst mag niet langer zelf de belasting innen. Nu rechtstreeks via de EIC.

Bania's worden ook vervangen door EIC personeel.

Na onafhankelijkheid VS en instorten plantages Jamaica/Barbados, richt Engeland zich meer op India als kolonie

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Leerdoel
5. Waarom brak in 1857 de Grote Indiase Opstand tegen het Britse gezag uit en welke gevolgen kreeg deze opstand?
Britten wijzen Indiase gebruiken/rituelen af.

Veel Indiërs werkzaam voor EIC.

Kwamen in opstand als religieuze gebruiken ter discussie werden gesteld.

1857: Opstand begint in het leger agv nieuwe wapens

Gevolgen: kolonie onder direct Brits gezag, reorganisatie Brits-Indisch leger, Koningin Victoria wordt Keizerin (1876)  
Deze ontwikkeling past binnen het verschijnsel Modern-Imperialisme

Slide 34 - Diapositive

Leerdoel
6. Wat is het verband tussen de industriële revolutie in Groot-Brittannië en de opkomst van het modern imperialisme in India?
IR: Engeland kon steeds meer en betere textiel produceren.

Vraag naar grondstof en afzetgebied steeg.

Na verlies VS richt GB zich op India als nieuwe grondstofleverancier en afzetgebied. Macht verschuift van Mogols naar EIC naar direct Brits gezag.

Slide 35 - Diapositive

Leerdoel
7. Wat was het belang van de opening van het Suezkanaal voor de Britse handel?

Suezkanaal: doorgang tussen Indische Oceaan en Middellandse Zee via Egypte.

Route over zee gaat nu vele malen sneller.

Slide 36 - Diapositive

Leerdoel
8. Wat waren de motieven voor de oprichting van het Indian National Congres?
Indiërs willen zichzelf vertegenwoordigen in het bestuur. 

- tegen economische uitbuiting
- tegen racistische uitingen Britten

Britten vonden INC bedreigend, bang voor nationalisme vanuit de Indiërs en verlies invloed op de kolonie

Slide 37 - Diapositive

  Even oefenen

Slide 38 - Diapositive

Historische context - Britse Rijk
1.3 Het Britse Rijk als economische wereldmacht

Slide 39 - Diapositive

Leidende vraag
3. Welke rol speelden de koloniën in de sociaal-economische ontwikkelingen in Groot-Brittannië (1750-1900)?

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Vidéo

.

Machines als de Spinning Jenny en de stoommachine, versnelden het het productieproces.

Uitvinding na uitvinding volgde.

Industrialisatie ontwikkelde zich steeds verder en Engeland werd een land met veel fabrieksindustrie.
Leerdoel
1. Wat was het belang van de Spinning Jenny en de stoommachine voor de ontwikkeling van de industriële revolutie in Engeland?

Slide 42 - Diapositive

-  Verbeteringen in de landbouw, meer voedselproductie = minder sterfte

- Aandacht voor hygiëne en bestrijding ziekten nam toe.

Gevolg: groeiende bevolking = meer vraag naar textiel
Leerdoel
2. Wat waren oorzaken van de bevolkingsgroei in Engeland in de achttiende eeuw?

Slide 43 - Diapositive

.
De stoommachine werd ook toegepast in treinen en schepen.

Transport over spoor en water kon dus nog sneller met door stoom aangedreven vervoersmiddelen.

Reden om veel te investeren in spoor- en waterwegen zowel in Engeland als in India.

Zo konden producten sneller van A naar B verplaatst worden.
Leerdoel
3. Hoe verliep de uitbreiding van het Britse en Indiase spoorwegnetwerk en waarom was deze snelle uitbreiding noodzakelijk voor de Britten?

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Reform Bill 1832: wet die het kiesrecht hervormde.

Gebieden met meer inwoners kregen meer invloed.

Kiesrecht was alleen voor gegoede burgerij (censuskiesrecht)

De landadel verloor hier wel macht door. Het waren vooral de ondernemers uit de industriesteden die profiteerden.
Leerdoel
4. Wat was de betekenis van de Reform Bill voor de ondernemers in de Britse steden

Slide 46 - Diapositive

Arbeiders hadden geen kiesrecht, konden dus niet voor zichzelf opkomen.

Factory Acts 1833: wetten die de werkomstandigheden in de fabrieken verbeterden (sociale kwestie)

- verbod op kinderarbeid
- werktijden kinderen beperkt
- regels voor werkende vrouwen en ouderen
Leerdoel
5. Wat was de betekenis van de Factory Acts voor Britse arbeiders?

Slide 47 - Diapositive


Van handelskapitalisme en tussenpersonen naar industrieel kapitalisme en een liberale markteconomie met vrijhandel.

Royal Navy verdedigde op zee de Britse handelsbelangen. (Opium oorlogen)


Leerdoel
6. Wat was de veranderende positie van het Britse Rijk in de wereldeconomie aan het einde van de negentiende eeuw en hoe kun je dit verklaren?

Slide 48 - Diapositive

  Even oefenen

Slide 49 - Diapositive