Grammatica persoonsvorm, onderwerp en gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

De persoonsvorm

• De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord in de zin.
• Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken. Het eerste werkwoord dat vooraan komt, is de persoonsvorm.
• Bijvoorbeeld:

Petra heeft een leuke baan.

Heeft Petra een leuke baan?

Nog een voorbeeld:

• Petra werkt bij een dierenarts.

Werkt Petra bij een dierenarts?

• Ze doet allerlei klusjes.

Doet ze allerlei klusjes?

Nog een manier:

• Je kunt ook de tijd van de zin veranderen:

Ze ontvangt de mensen en de dieren in de wachtkamer.

Ze ontving de mensen en de dieren in de wachtkamer.

• Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Nog een voorbeeld:

• Petra moet bijvoorbeeld het zieke dier vasthouden.

Petra moest bijvoorbeeld het zieke dier vasthouden.

Welke werkwoord verandert? 

Wat is de persoonsvorm?
Je kunt steeds meer op het internet kopen.

Wat is de persoonsvorm?
Je weet soms niet welke winkel betrouwbaar is.

Wat is de persoonsvorm?
Je moet op een paar dingen letten.

Wat is de persoonsvorm?
Ik vergelijk prijzen van verschillende websites.

Het onderwerp

• Het onderwerp vind je door de volgende vraag te stellen.

Wie of wat + persoonsvorm

• Voorbeeld:

Mijn zus koopt online altijd veilig met iDeal.

Persoonsvorm: koopt

• Wie of wat koopt?

Onderwerp: mijn zus

Wat is het onderwerp?
Ze bekijkt eerst de voorwaarden.

Wat is het onderwerp?
Een goede webwinkel krijgt een keurmerk.

Wat is het onderwerp?
Je herkent het keurmerk aan een plaatje op de website.

Wat zijn de werkwoorden?
Mijn moeder heeft gisteren hard gewerkt.

Wat zijn de werkwoorden?
De bomen krijgen in de lente nieuwe blaadjes.

Wat zijn de werkwoorden?
Ik moet al mijn huiswerk nog maken.

Wat zijn de werkwoorden?
Mag ik jouw blauwe stift lenen?

Wat zijn de werkwoorden?
De chocolade melk wordt warm gedronken.