woordraadstrategieën tegenstelling

woordenschat
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Woordraadstrategie

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welke drie woordraadstrategieën ken je nu?

Slide 4 - Question ouverte

Welke woordraadstrategie herken je in deze zin:
'Te veel snoep eten kan een negatief gevolg hebben. Welk effect merk jij na het eten van veel suiker?'
A
Synoniem
B
Omschrijving/definitie
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 5 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een voorbeeld?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Zoek een tegenstelling (1)
De tegenstelling kan ontstaan door:
  1.  het basiswoord plus een voorvoegsela-, on-, in-, il-, im-, ir- (=niet).
    symmetrisch-asymmetrisch; legaal-illegaal; relevant-irrelevant.
  2. door het voorvoegsel te vervangen.
    ingang-uitgang; optimist-pessimist.
  3. vervangen door een heel ander woord :                                             netjes-slordig; slim-dom; globaal-gedetailleerd.

Slide 8 - Diapositive

Zoek een tegenstelling (2)
  
Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord zoals maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover.

'In de ene klas heerste orde en regelmaat, maar in de andere klas was het een enorme chaos.'

Slide 9 - Diapositive

Aan welke signaalwoorden kan je een tegenstelling in een tekst herkennen?
A
Zo, neem nou, en, of
B
Hoewel, evenwel, anderzijds
C
Om te beginnen, als, tegenover
D
Ook, denk aan, verder

Slide 10 - Quiz

'Deze ziekte veroorzaakt zowel psychische als somatische klachten.'

Wat is het tegenovergestelde van 'somatische'?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive