Argumenteren (feiten, mening, argument)

Argumenteren
Feiten, meningen en argumenten
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Argumenteren
Feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Diapositive

Argumenteren
Feiten: een feit kun je controleren
Mening: een mening is iets wat iemand vindt
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt

Slide 2 - Diapositive

Argumenteren
Feit: Rond 5 december viert men in Nederland Sinterklaas.
Mening:  Sinterklaas is een leuk feest.
Argument: Ik vind Sinterklaas een leuk feest, omdat je dan gezellig bij elkaar bent.

Slide 3 - Diapositive

Feit, mening, of argument?
Online les is saai.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 4 - Quiz

Feit, mening, of argument?
Online lessen zijn saai, omdat je de hele tijd naar een scherm zit te kijken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 5 - Quiz

Feit, mening, of argument?
Eric heeft een mooie bril.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quiz

Argumenteren
Een goed argument is geldig en juist.
Zijn de volgende argumenten goed?

Slide 8 - Diapositive

Mijn opa heeft zijn hele leven gerookt en hij heeft geen kanker. Roken is dus helemaal niet ongezond.
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 9 - Quiz

Ik ben de baas, omdat ik het voor het zeggen heb.
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 10 - Quiz

Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 11 - Quiz

Ik ga op typeles omdat dit me uiteindelijk veel tijd oplevert.
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 12 - Quiz

Iedereen moet het met me eens zijn dat je niets leert van online lessen.
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 13 - Quiz

Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeval gehad, dus is het rijden met een e-bike gevaarlijk.
A
Goed argument
B
Slecht argument

Slide 14 - Quiz