Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Leesvaardigheid
Slide 1 - Diapositive
Welk woord past het best bij deze advertentie?
A
Bruikbaar
B
Noodzakelijk
C
Overbodig
Slide 2 - Quiz
In de advertentie staan verschilende vragen over hoe lang het geleden is dat mensen hun rijbewijs hebben gehaald. Wat willen de makers hiermee bereiken?
A
Informeren over de nieuwe verkeersborden die binnenkort langs de weg te vinden zijn
B
Laten nadenken over het feit dat hun kennis van verkeer niet meer actueel is.
C
Oproepen om hun rijbewijs niet te laten verlopen, maar tijdig te verlengen.
D
Overhalen om niet te lang te wachten met het volgen van een opfriscursus.
Slide 3 - Quiz
Voor welke doelgroep is deze advertentie vooral bestemd? Voor mensen die
A
al een tijdje hun rijbewijs hebben.
B
Opnieuw rijexamen moeten doen.
C
van plan zijn om hun rijbewijs te halen.
D
veilig over straat willen.
Slide 4 - Quiz
Welke afbeelding past het best bij de inhoud van deze advertentie?
A
Of je 30 of 50 mag.
B
Verkeersouder worden?
C
Aanmelden voor de nieuwsbrief?
D
Ben je Bob, zeg het hardop?
Slide 5 - Quiz
De titel is 'Liften nieuw stijl'. Wat wordt er met die nieuwe stijl bedoeld?
A
Die lifters meenemen vaak twintigers aan.
B
Lifters meenemen voor grote afstanden.
C
Lifters vinden via internet.
D
Zelf de prijs van de autorit bepalen.
Slide 6 - Quiz
Wat doet de schrijver in alinea 1?
A
Hij benoemt een kritisch standpunt.
B
Hij beschrijft een opvallende ontwikkeling.
C
Hij geeft de opbouw van de tekst aan.
D
Hij geeft een samenvatting van de rest van de tekst.
Slide 7 - Quiz
Wat is volgens Veron Wormeester het grootste verschil tussen het liften van vroeger en het liften van nu? Volgens Veron Wormeester was liften vroeger
A
echt veel veiliger, want vroeger was er minder criminaliteit.
B
heel onzeker, maar nu kun je van tevoren een lift reserveren.
C
meer vervuilend voor het milieu, want nu zijn auto's schoner.
D
vee goedkoper, want auto's zijn een stuk duurder geworden.
Slide 8 - Quiz
Wat is voor zowel de automobilist als de lifter de belangrijkste reden om gebruikte maken van Blablacar?
A
Belasten het mileu minder.
B
Delen de kosten.
C
Hebben onderweg wat aanspraak.
D
Kunnen om beurten rijden.
Slide 9 - Quiz
In alinea 4 staat het woord 'deeleconomie'. (r.64) Welke situatie past ook bij de deeleconomie?
A
Klaas doet vrijwilligerswerk in een bejaardencentrum.
B
Sara geeft geld aan muzikanten die op straat muziek maken.
C
Sophie past op het huis van de buren die een maand op vakantie zijn.
D
Willem leent zijn boormachine uit aan zijn buurman die er geen heeft.
Slide 10 - Quiz
Wat is volgens Shana Smeets de kracht van BlaBlacar in Nederland? Blablacar is een bedrijf
A
dat nog niet bestookt is met rechtzaken.
B
dat open is over de winst die het bedrijf maakt.
C
waarbij automobilist en passagier de kosten delen
D
waarbij je alleen ver van te voren een autorit kunt bestellen .
Slide 11 - Quiz
Wie bepaalt de kosten van een rit?
A
Blablacar
B
de automobilist
C
de lifter
Slide 12 - Quiz
In de laatste alinea staat de zin "Daar windt ze geen doekjes om." (r. 128-129) Welke zin kan hiervoor in de plaats staan?
A
Ze is daar wat vaag over.
B
Ze maakt het mooier dan het is.
C
Ze zegt het met enige twijfel.
D
Ze zegt het precies zoals het is.
Slide 13 - Quiz
Welke zin past het beste bij de laatste alinea? De laatste alinea geeft:
A
Advies aan Blablacar dat automoblisten zich meer op het maken van winst moeten gaan richten.
B
nieuw gegeven over het feit dat Blablacar uniek is doordat automobilisten geen winst maken.
C
oproep om lezers ook uit te nodigen om van Blablacar gebruik te maken.
D
waarschuwing dat blablacar in te toekomst een rechtszaak verwacht.
Slide 14 - Quiz
Op de website van Blablacar staat een tekst. Wat wil de maker van de website met dit voorbeeld bereiken?
A
lezer bewijs leveren dat Blablacar succesvol is.
B
Leers informeren over leerzame BlaBlacar-ritten
C
lezers vertrouwen geven in Blablacar
D
Lezers via blablacar aan sociale contacten helpen.