De transformator

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat kun je deze les leren?
  • De transformator



  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.

  • P =  U x I (herhaling)
UsUp=NsNp

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Hoeveel spanning levert het stopcontact?
A
230 V
B
220 V
C
320 V
D
12 V

Slide 8 - Quiz

Hoeveel Watt is 12 kW?
A
12 000 W
B
1 200 W
C
120 W
D
0,012 W

Slide 9 - Quiz

Hoe noemen we bij een windmolen de magneet en de spoel?
A
Turbine
B
Generator
C
Dynamo
D
Motor

Slide 10 - Quiz

Energie vervoeren

Slide 11 - Diapositive

Hoogspanning
1
2

Slide 12 - Diapositive

Elektriciteitcentrale

Transformators



380kV
10kV
230 V

Slide 13 - Diapositive

Wat doet een transformator?

De spanning wordt omhoog of omlaag gebracht door een transformator.


De transformator maakt van 

normale spanning           hoogspanning. 


(20 000 V wordt 380 000 V  of andersom)



Slide 14 - Diapositive

Transformator formule.
USUP=NSNP
U = spanning in Volt (V)
N = aantal windingen
p = primair en s = secundair. 
Stel Up =100 V
Us = 20 V
Ns = 10 
Bereken Np

Slide 15 - Diapositive

Verschillende trafo's
1

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Wat doet een trafo?
Wisselspanning
Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 18 - Diapositive

Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 19 - Diapositive

P
P = vermogen = belangrijk!

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Er loopt geen stroom van de linkerspoel naar de rechterspoel.

Wel wordt het magnetische veld doorgegeven.


Slide 22 - Diapositive

2* zoveel wikkelingen aan de rechterkant.

Dus 2* zoveel energie wordt opgepikt oftewel spanning

Maar de stroom wordt 2* zo langzaam.

Slide 23 - Diapositive

Korte quiz (vervolg).

Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.

Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.

De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.

Pak je laptop of je mobiel en zit klaar.



Slide 24 - Diapositive

Wat is het symbool voor vermogen
A
P
B
U
C
I
D
E

Slide 25 - Quiz

Wat is hoogspanning?
A
De spanning door een stroomdraad die hoog boven de grond hangt
B
De spanning die groter is dan 10 000 Volt
C
De spanning van het stopcontact
D
De spanning tussen twee ruziënde ministers of presidenten

Slide 26 - Quiz

Wat is er nodig om elektrische stroom op te wekken?
A
spoel en een stroomdraad
B
warmte
C
een bewegende magneet en een spoel
D
een bewegende magneet

Slide 27 - Quiz

Waarom wordt elektrische stroom vervoerd bij een zo hoog mogelijke spanning?
A
Gewoon omdat het kan
B
Om de stroom zo snel mogelijk bij de huizen te krijgen
C
Dan ontstaat er meer elektrische energie
D
Dan is er minder energie verlies

Slide 28 - Quiz

Bij een elektriciteitscentrale wordt er warmte opgewekt.
Waarvoor wordt die warmte gebruikt?
A
Om stoom te krijgen
B
Om de magneet te laten draaien
C
Om de spoel te laten draaien
D
om koelwater te kunnen gebruiken

Slide 29 - Quiz

De ideale transformator (rekenen)

Bij een transformator kun je de spanning omhoog of naar beneden veranderen (transformeren).

Dit ligt aan het aantal windingen van de spoelen.

De spoel met de meeste windingen heeft ook de grootste spanning.

Het aantal windingen is evenredig met de spanning.

Heb je drie keer zoveel windingen dan is ook de spanning drie keer zo groot. (De helft van de windingen, de spanning ook de helft)

Slide 30 - Diapositive

De ideale transformator (rekenen)




Maar ook het vermogen is voor beide spoelen hetzelfde.





UsUp=NsNp
Pp=Ps
UpIp=UsIs

Slide 31 - Diapositive

De ideale transformator (rekenen)

Bereken de geleverde spanning bij een transformator.

(de geleverde spanning is de spaning van de secundaire spoel)

als de transformator op de primaire spoel 600 windingen heeft en op de secundaire spoel 30 windingen.

De transformator wordt aangesloten op 230 V (primaire spanning)


Bereken de stroomsterkte op de secundaire spoel als de primaire stroomsterkte 0,05 A was.


Bereken het vermogen. 

Slide 32 - Diapositive

Wat heb je van deze les geleerd?
  • De transformator.
  • Up : Us = Np : Ns (omzetten naar verhoudingstabel)
  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.
  • P =  U x I (herhaling)

Slide 33 - Diapositive