De transformator H3 C + E

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

De transformator

(vervoeren van elektrische energie)

Slide 1 - Diapositive

Wat kun je deze les leren?
  • De transformator



  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.

  • P =  U x I (herhaling)
UsUp=NsNp

Slide 2 - Diapositive

Korte quiz.

Er volgen nu een paar quiz (meerkeuze) vragen.

Per vraag heb je 10 seconde om een goed antwoord in te vullen.

De vragen gaan over de tot dus ver behandelde stof.



Slide 3 - Diapositive

Hoeveel spanning levert het stopcontact?
A
230 V
B
220 V
C
320 V
D
12 V

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we bij een windmolen de magneet en de spoel?
A
Turbine
B
Generator
C
Dynamo
D
Motor

Slide 5 - Quiz

Hoeveel Watt is 12 kW?
A
12 000 W
B
1 200 W
C
120 W
D
0,012 W

Slide 6 - Quiz

Energie vervoeren

Slide 7 - Diapositive

Hoogspanning
1
2

Slide 8 - Diapositive

Elektriciteitcentrale

Transformators



380kV
10kV
230 V

Slide 9 - Diapositive

Wat is het symbool voor vermogen
A
P
B
U
C
I
D
E

Slide 10 - Quiz

Wat is hoogspanning?
A
De spanning door een stroomdraad die hoog boven de grond hangt
B
De spanning die groter is dan 10 000 Volt
C
De spanning van het stopcontact
D
De spanning tussen twee ruziënde ministers of presidenten

Slide 11 - Quiz

Wat is er nodig om elektrische stroom op te wekken?
A
spoel en een stroomdraad
B
warmte
C
een bewegende magneet en een spoel
D
een bewegende magneet

Slide 12 - Quiz

Waarom wordt elektrische stroom vervoerd bij een zo hoog mogelijke spanning?
A
Gewoon omdat het kan
B
Om de stroom zo snel mogelijk bij de huizen te krijgen
C
Dan ontstaat er meer elektrische energie
D
Dan is er minder energie verlies

Slide 13 - Quiz

Bij een elektriciteitscentrale wordt er warmte opgewekt.
Waarvoor wordt die warmte gebruikt?
A
Om stoom te krijgen
B
Om de magneet te laten draaien
C
Om de spoel te laten draaien
D
om koelwater te kunnen gebruiken

Slide 14 - Quiz

Wat doet een transformator?

De spanning wordt omhoog of omlaag gebracht door een transformator.


De transformator maakt van 

normale spanning           hoogspanning. 


(20 000 V wordt 380 000 V  of andersom)



Slide 15 - Diapositive

Verschillende trafo's
1

Slide 16 - Diapositive

Hoe ziet een trafo er van binnen uit?
1

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Wat doet een trafo?
Wisselspanning
Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 19 - Diapositive

Primaire spoel
1
Secundaire spoel
2

Slide 20 - Diapositive

P
P = vermogen = belangrijk!

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Er loopt geen stroom van de linkerspoel naar de rechterspoel.

Wel wordt het magnetische veld doorgegeven.


Slide 23 - Diapositive

2* zoveel wikkelingen aan de rechterkant.

Dus 2* zoveel energie wordt opgepikt oftewel spanning

Maar de stroom wordt 2* zo langzaam.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

De ideale transformator (rekenen)




Maar ook het vermogen is voor beide spoelen hetzelfde.





UsUp=NsNp
Pp=Ps
UpIp=UsIs

Slide 27 - Diapositive

De ideale transformator 
Maak de vragen bij de applet

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Uitwerkingen proef 1

Slide 30 - Diapositive

Uitwerkingen proef 2

Slide 31 - Diapositive

Wat waren de leerdoelen ook alweer?
  • De transformator.
  • Up : Us = Np : Ns 
  • Een ideale transformator, het vermogen blijft gelijk.
  • De ideale transformator bestaat niet
  • P =  U x I (herhaling)

Slide 32 - Diapositive

wat kan een transformator
A
Lampen schakelen
B
De frequentie wijzigen
C
Elektrische spanning transformeren
D
Kortsluiting voorkomen

Slide 33 - Quiz

Hoe heet de spoel aan de ingang van een transformator
A
Primaire spoel
B
Kern
C
Secundaire spoel
D
Ingangsregelaar

Slide 34 - Quiz

Dit plaatje hiernaast is een
A
Schakelaar
B
Schakelsymbool van een transformator
C
Hoogspanningsteken
D
Een spoel

Slide 35 - Quiz

van een transformator kun je zeggen dat.....
A
er primaire spanning in gaat en secundaire spanning uit komt
B
ingangs-spanning en uitgangs-spanning altijd verschillend is
C
er secundaire spanning in gaat en primaire spanning uit komt
D
ingangs-spanning altijd lager is dan de uitgangs-spanning

Slide 36 - Quiz

Als bij een trafo de secundaire wikkeling 1000 keer groter is dan de primaire wikkeling..
A
de uitgangs-spanning 1000 keer hoger is dan de ingangs-spanning
B
de transformator in brand vliegt
C
de Uitgang 1000 volt afgeeft
D
de letter N

Slide 37 - Quiz

De ingangs-spanning oftewel de primaire spanning noemen we ook wel
A
N primair
B
N
C
U secundair
D
U primair

Slide 38 - Quiz

Met de letter "N" geven we aan de hoeveelheid...
A
Wikkelingen
B
Nasi goreng kruiden
C
Kern metaal
D
spanning

Slide 39 - Quiz

Ik heb het vandaag iets geleerd, heb er een goed gevoel over en ik snap nu de transformator
A
Helemaal
B
Redelijk
C
weinig
D
Helemaal niet

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Vidéo