Havo 3 - argumenteren les 3

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Argumenteren 
  • argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
  • argumentatiestructuren
  • argumentatieschema's
  • drogredenen

Slide 2 - Diapositive

Argumenteren

Slide 3 - Carte mentale

Argumenteren
      Argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 4 - Diapositive

Argumenteren 
Als je ergens een standpunt over inneemt, geef je daar je mening over.

Met argumenten kun je:
- je eigen standpunt verdedigen
- het standpunt van een ander aanvallen

Slide 5 - Diapositive

Argumenteren 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noem je die uitspraak een feitelijk argument.

Als je je standpunt ondersteunt met een waarderend argument geef je aan dat je iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk vindt.

Slide 6 - Diapositive

Argumenteren 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet, want je kunt de juistheid ervan controleren: het is waar of onwaar. 


Slide 7 - Diapositive

Argumenteren 
Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld met feiten:
Maastricht is een prima stad om een dagexcursie voor CKV te organiseren (standpunt), want  het heeft een gezellige binnenstad (waarderend arg.)  en daarnaast kun je er verschillende musea en galeries bezoeken (feitelijk arg.).

Slide 8 - Diapositive

Omdat we verplicht zijn om mensen in nood altijd te helpen (argument), vind ik dat we alle
vluchtelingen in Nederland moeten opnemen (standpunt).
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quiz

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Reizen met het openbaar vervoer is een stuk beter voor het milieu dan autorijden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quiz

Het gratis downloaden van muziek moet strafbaar worden. De makers van muziek lopen nu miljoenen euro's mis aan auteursrechten.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Argumenteren 
Als je het niet met iemands argumentatie eens bent, kun je argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of weerleggingen van de argumenten geven. 

Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument.

Slide 13 - Diapositive

Benoem het standpunt:
Aangezien het beter voor het milieu is, zou iedereen met het openbaar vervoer moeten reizen.
A
het is beter voor het mileu
B
iedereen moet met het openbaar vervoer reizen

Slide 14 - Quiz

Bij welke reactie is er sprake van een weerlegging?

Het is een goede zaak dat er steeds meer politieke partijen bij zijn gekomen. Iedereen kan nu op een partij van zijn voorkeur stemmen.
A
Hoe meer partijen er zijn, hoe moeilijker het wordt om een kabinet te vormen.
B
In het verleden kon je ook al uit meer dan 20 partijen kiezen.

Slide 15 - Quiz

Bij welke reactie is er sprake van een tegenargument?

Het is begrijpelijk dat Iran bang is voor een eventuele Israëlische raketaanval. Het land is in het verleden meer dan eens door Israël bestookt.
A
Iran hoeft niet bang te zijn; het heeft nu immers zelf raketten om me terug te schieten
B
Het is ook door Irak en Afghanistan onder vuur genomen en voor die landen is Iran ook niet bang.

Slide 16 - Quiz

Opdracht
Benoem: standpunt, argument voor, tegenargument en weerlegging

Slide 17 - Diapositive

Het is fijn dat de aarde opwarmt (1) , want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (2). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (3). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (4).

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Weektaak
H6 Argumenteren
Paragraaf 1 Argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
opdr 1, 3, 4, 5, 7 en 8

Slide 20 - Diapositive

Argumenteren
      Argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 21 - Diapositive