3.1 Fenotype / genotype

Hoe zit je er bij?
A
^_^ prima
B
O_O neutraal
C
=_= gaar
D
:-((( boos/verdrietig
1 / 34
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoe zit je er bij?
A
^_^ prima
B
O_O neutraal
C
=_= gaar
D
:-((( boos/verdrietig

Slide 1 - Quiz

TO DO - deze week
les 1         * 3.1 en 3.2 verwerken: maak de EVEN opgaven (2 t/m 22)
  
les 2        * werken aan 3.2 en 3.3
           
les 3        * toets bespreken

LET OP: deze week bestudeer je voornamelijk thuis de stof van 3.1 t/m 3.3.
Kom naar de R-uren als je een vraag hebt of meer tijd nodig hebt! 


Slide 2 - Diapositive

Check 2.5 en 2.6.
Welke begrippen wil je nog bespreken?

Slide 3 - Carte mentale

3.1 - fenotype en genotype

Slide 4 - Diapositive

leerdoelen 3.1
* Je kunt beschrijven wat het fenotype en genotype is.

* Je kunt uitleggen wat autosomen, geslachtschromosomen en homologe chromosomen zijn.

* Je kunt uitleggen hoe het fenotype tot stand komt.

Als je in de spiegel kijkt, dan zie je welke eigenschappen je deelt met je moeder of je vader. 
Maar niet al je eigenschappen zijn afkomstig van je ouders. 
Welke eigenschappen zijn erfelijk en welke niet?

Slide 5 - Diapositive


Ben je een pessimist of optimist?
pessimist
optimist

Slide 6 - Sondage

Welke opdrachten heb je zelf opgelost
en snap je?
(typ losse nummers)

Slide 7 - Carte mentale

voorkennis testen

1) STILTE - individueel - 15 minuten

2) OVERLEG - met mensen aan tafel - 10 minuten

3) AANVULLEN MET BOEK - alleen of samen - 10 minuten
timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

BEGRIPPENLIJST
genotype
fenotype
karyogram
autosoom
homologe chromosomen

geslachtschromosomen
gen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

KARYOGRAM / HOMOLOGE CHROMOSOMEN / 
AUTOSOMEN / GESLACHTSCHROMOSOMEN

Slide 11 - Diapositive

CHROMOSOOM
GEN 
(/NUCLEOTIDE)
genoom
gen
chromosoom
nucleotide
stikstofbase        
zoek in BINAS

Slide 12 - Diapositive

CHROMOSOOM
GEN 
(/NUCLEOTIDE)
genoom
gen
chromosoom
nucleotide
stikstofbase        
zoek in BINAS

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

                          BEGRIPPENLIJST
DNA
DNA + milieu
alle chromosomen netjes gerangschikt
alle chromosomen buiten de X en Y
chromosomen van een paar met dezelfde lengte en vorm
het X en Y chromosoom
gedeelte van chromosoom, codeert voor eiwit
genotype
fenotype
karyogram
autosoom
homologe chromosomen

  geslachtschromosomen
                                              gen

Slide 15 - Diapositive

Je fenotype wordt bepaald door je ouders en door het milieu.
A
waar
B
niet waar
C
ligt eraan

Slide 16 - Quiz

Bij een twee-eiige tweeling is:
A
Het genotype en fenotype hetzelfde
B
Alleen fenotype hetzelfde
C
Genotype en fenotype verschillend
D
Alleen fenotype verschillend

Slide 17 - Quiz

Hoeveel paar autosomen heb jij?
A
2
B
22
C
23
D
46

Slide 18 - Quiz

Hoeveel genen heb jij?
A
206
B
4.500
C
20.000
D
1.300.000

Slide 19 - Quiz

biologie 3.1 - nucleotiden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

BEGRIPPENLIJST 
nucleotiden

DNA-sequentie
allel

modificatie


* bouwstenen van DNA 
* bestaan uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een                   stikstofbase: A, T, C en G
specifieke volgorde van de nucleotiden
*'versie van een gen'
*zelfde plek op chromosoom, andere DNA-sequentie
* verandering van uiterlijk door het milieu
* het genotype verandert niet

Slide 27 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, nucleotide, base

Slide 28 - Quiz

DNA is een dubbele streng met nucleotiden. Hoe noem je een enkele streng met nucleotiden?
A
Een aminozuur.
B
Een eiwit.
C
RNA.
D
Eenzaam.

Slide 29 - Quiz

Welke is geen nucleotide?
A
Adenine
B
Guanine
C
Telomerine
D
Cytosine

Slide 30 - Quiz

Waaruit bestaat de ruggengraat van het DNA molecuul?
A
Fosfaatgroepen
B
Fosfaatgroepen en suikers
C
Suikers en stikstofbasen
D
Stikstofbasen

Slide 31 - Quiz

Welke nucleotiden liggen in een DNA-molecuul tegenover elkaar?
A
A - A
B
A - C
C
A - G
D
A - T

Slide 32 - Quiz

Geef deze les beoordeling.
A
Onvoldoende!
B
Voldoende.
C
Goed.
D
Zeer goed!

Slide 33 - Quiz

Leg je beoordeling uit:
Wat vond je goed? Wat kan er beter?

Slide 34 - Question ouverte