LUISTEREN EN KIJKEN HOOFDSTUK 2 SAMENVATTING


SAMENVATTING
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 35 min

Éléments de cette leçon


SAMENVATTING

Slide 1 - Diapositive


Grappig?
A
Ja
B
Beetje
C
Nee
D
Hi-la-risch

Slide 2 - Quiz


SAMENVATTING
LEZEN, LUISTEREN, K
KIJKEN
HOOFDSTUK 2
SAMENVATTING

Slide 3 - Diapositive

LEZEN, LUISTEREN, KIJKEN 
HOOFDSTUK 2
Planning: 
  • Herhalen theorie hoofdstuk 2
  • Maken oefentoets
  • Extra oefenen
  • Beter spellen

Slide 4 - Diapositive


DOEL
AAN HET EINDE VAN DE LES:

  • BEGRIJP JE DE BELANGRIJKSTE AANWIJZINGEN UIT EEN DEMONSTRATIE OF INSTRUCTIE
  • HERKEN JE INFORMATIEVE TEKSTEN EN KUN JE DE TEKSTEN OP WAARDE SCHATTEN
  • HERKEN JE DE STANDPUNTEN EN ARGUMENTEN IN EEN BETOGENDE KIJK-/LUISTERTEKST EN KUN JE DE KWALITEIT VAN ARGUMENTEN BEOORDELEN
       DOEL

Slide 5 - Diapositive

THEORIE 2.1

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

VOORBEELD

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

TWEE VRAGEN

Slide 12 - Diapositive


De meeste informatieve teksten
zijn uiteenzettend: de informatie
wordt op neutrale (= niet partijdige) toon gegeven.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 13 - Quiz

Voorbeelden van informatieve teksten zijn:
A
het journaal, reclamefilmpjes en series
B
Netflix, YouTube, TikTok en Instagram
C
speelfilms, documentaires en filmpjes van influencers
D
nieuwsberichten, uitleg van een docent en interviews

Slide 14 - Quiz

THEORIE 2.2

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Theorie
Let ook op:

Signaalwoorden, geven de volgorde aan hoe de instructie uitgevoerd moet worden.
Werkwoorden geven aan wat je precies moet doen. 
Instructieve teksten 

Slide 18 - Diapositive

VOORBEELD

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

TWEE VRAGEN

Slide 21 - Diapositive

In een instructie krijg je uitleg hoe je iets moet doen, daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van signaalwoorden en werkwoorden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quiz

Beknopt samenvatten van een instructie of demonstratie doe je zo:
A
Schrijf een inleiding, middenstuk en slot en sluit af met een handtekening
B
Noteer de mening en de verschillende argumenten
C
Noteer onderwerp en doel en de verschillende stappen in de instructie
D
Beoordeel of alle kanten aan bod zijn gekomen en of de informatie actueel en betrouwbaar is

Slide 23 - Quiz

THEORIE 2.3

Slide 24 - Diapositive

Theorie
Standpunten worden vaak ingeleid met zinnetjes als:
  • ik vind…
  • volgens mij…
  • ik denk dat…
  • het is mijn overtuiging…
  • mijn conclusie is…
In een betoog, debat of discussie is er iemand die met gebruik van argumenten anderen probeert te overtuigen van zijn standpunt.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Theorie
Er zijn zowel objectieve als subjectieve argumenten die gebruikt worden om het standpunt te verdedigen.
Drogredenen kunnen ook voorkomen. Dit zijn onjuiste argumenten of redeneringen. Voorbeelden zijn verkeerde vergelijking of persoonlijke aanval.
BETOGENDE TEKSTEN 

Slide 27 - Diapositive

Theorie
Generalisatie
Een algemene regel vaststellen op basis van te weinig gegevens.
In Spanje hebben de mensen het niet slecht, want daar schijnt immers altijd de zon.

Onjuist beroep op autoriteit
Beweren dat iets waar is omdat een autoriteit die onbetrouwbaar is, dat zegt.
Ik vind dat we geen Olympische Spelen in Nederland moeten houden. Dat zegt de voorzitter van onze voetbalclub ook. 

Verkeerde vergelijking
Er worden twee dingen met elkaar vergeleken die niet te vergelijken zijn.
 Voorbeeld: op de havo heb je ook geen lange stage, dus die stage van een halfjaar op het mbo hoeft ook niet.

Persoonlijke aanval
De persoon wordt aangevallen, niet zijn standpunt of argument.
Voorbeeld: die achterlijke werkgevers profiteren alleen maar van hun stagiaires.
VOORBEELDEN DROGREDENEN:
bladzijde 210

Slide 28 - Diapositive

VIJF VRAGEN

Slide 29 - Diapositive


Nederlands is het leukste schoolvak.
A
feit
B
mening
C
argument
D
drogreden

Slide 30 - Quiz


Wijn is gezond. Dat
zegt mijn tandarts ook.
A
Generalisatie
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Persoonlijke aanval
D
Verkeerde vergelijking

Slide 31 - Quiz


Hij is trouwens de beste tandarts van Nederland.
A
feit
B
mening
C
argument
D
drogreden

Slide 32 - Quiz

Hij heeft vorig jaar drie prijzen gewonnen.
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 33 - Quiz

Hippopotomonstrosesquippedaliofobie is een fobie (angst) voor lange woorden, zoals het woord van de fobie zelf.
A
feit
B
mening
C
argument
D
x

Slide 34 - Quiz


WAT TE DOEN
Maak de
oefentoets 
Lezen, luisteren, kijken 
hoofdstuk 2

Slide 35 - Diapositive

Volgende week: 
toets Luisteren en kijken hoofdstuk 2 
Ter voorbereiding:
Maak alle reguliere opdrachten;
Leer de theorie van de verschillende paragrafen;
Maak eventueel extra opdrachten.
WAT TE DOEN:
MAAK DE OEFENTOETS 


Slide 36 - Diapositive