les 9 harhalingsopdracht

Welkom 4H

Leg alvast de gemaakte huiswerkopdrachten op de hoek van de tafel. We hebben zo eerst pitches!
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Welkom 4H

Leg alvast de gemaakte huiswerkopdrachten op de hoek van de tafel. We hebben zo eerst pitches!

Slide 1 - Diapositive

Planning pitches morgen
donderdag 01-02 les I
Ole
Noah
donderdag 01-02 les II
Aron
Claire
vrijdag 02-02
Hajar
Jordy en Noah
dinsdag 06-02 
Darrel
Michelle+Hajar
vrijdag 09-02
Timothy 
Youp

Slide 2 - Diapositive

Deze les
- Pitch Timothy en Youp
- Huiswerk op de hoek van je tafel leggen, ik haal het op.
- Herhalingsopdracht 
Hoe goed ken je de formuleringsfouten?

Slide 3 - Diapositive

Herhalingsopdracht
Je krijgt een opdracht met 22 zinnen.
1) Schrijf op je antwoordenblaadje hoe de fout heet die in de zin staat.
2) schrijf daarna de hele zin op waarin je de fout hebt verbeterd.
Op de achterkant staat van elke fout een voorbeeld. Je mag er ook een blaadje met alle theorie bij gebruiken.
Loop je vast? Sla die zin dan even over om er later op verder te puzzelen.

Schrijf op het blad dat rondgaat welk boek je hebt gekozen!

Slide 4 - Diapositive

Belangrijke data:
  • Toets formuleren: 
                              - dinsdag 27-02
  • Boekopdracht leesboek 3 (recensie schrijven)
                              - Deadline 22 maart
  • Geef je nieuwe leesboektitel morgen door!
    (Wie zouden hun boek al kunnen meenemen naar de les?)

Slide 5 - Diapositive

Hoe verbeter je ook alweer een foutieve beknopte bijzin?

Zin 1:
Lallend en zwalkend begeleidden de agenten de dronkaard naar zijn cel.

Slide 6 - Diapositive

Hoe begrens je een zin?
- Hoofdzinnen: verbinden ( met dus, en, of, want, maar) of van elkaar scheiden (punt).

Bijzinnen: verbinden met de hoofdzin (plaats een komma voor het voegwoord en tussen twee persoonsvormen)

UITLEGFILMPJE KIJKEN





Slide 7 - Diapositive

Welke zin is juist begrensd?
A  1. Floris is heel vrolijk, omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
     2. Floris is heel vrolijk. Omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
B. 1. Ik pak mijn tas in. Ik ga drie weken naar Spanje.
     2. Ik pak mijn tas in, ik ga drie weken naar Spanje.
C. 1. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, ze zijn hierdoor snel afgeleid.
    2. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, waardoor ze snel zijn afgeleid.





Slide 8 - Diapositive

Hoe begrens je een zin?
Hoofdzinnen: verbinden (dus, en, of, want, maar) of van elkaar scheiden (punt).

Bijzinnen: verbinden met de hoofdzin (plaats een komma voor het voegwoord)

UITLEGFILMPJE KIJKEN





1. Maak uit het lesboek opdracht 1 blz. 247 (online: Hoofdstuk 7 formuleren, paragraaf 'zinnen onjuist begrenzen')  
2. Kies voor eind volgende week een nieuw leesboek. De opdracht hierbij wordt het schrijven van een recensie.  

Slide 9 - Diapositive

Recensieopdracht
  • Opdracht op papier doorlezen
  • Stel vragen / maak aantekeningen
  • Gebruik de theorie uit het boek!
  • De deelonderwerpen in de alinea's staan vast.
    De vragen daarbij zijn om je te helpen, hier mag je uit kiezen wat interessant is voor jouw boek.

Slide 10 - Diapositive

Recensieopdracht - opbouw
Inleiding > introduceer het onderwerp, vat het verhaal kort samen.
Middenstuk:
- Onderwerp en thema
- Opbouw
- Personages
- Schrijfstijl
Slot > conclusie: is dit boek een aanrader?

Leg alles uit (aan de hand van het boek)

Slide 11 - Diapositive

Leesboek #3
Kies een b-boek of c-boek
(Vorige keer een boekenweekgeschenk of non-fictie? Dan nu iets anders.)

De recensie is voor een cijfer. (Spelfouten en formuleringsfouten tellen mee.)

Slide 12 - Diapositive

Foutieve samentrekking
blz. 5 uitleg
blz. 16 oefeningen

Slide 13 - Diapositive

Argh hoe pak ik dit nou aan?
Stappenplan
  1. Maak de samentrekking ongedaan 
  2. Stel vast wat er is samengetrokken
  3. Doe de vier checks (betekenis, vorm, rol, plaats)
  4. Verbeter de fout (dus: zet er iets bij!)  



Slide 14 - Diapositive

Bespreken opdracht A blz. 16, 17
  • 1: betekenis  +  en ik houd meer van konijnen dan van…
  • 2: vorm (getal)  + en wordt ‘s nachts…
  • 3: betekenis  + en legde daarna de stof…
  • 4: rol  + en die koop ik regelmatig
  • 5: vorm (getal)  + en is een fietspad…
  • 6: betekenis + en ze komt daarom zelden…
  • 7: betekenis  + en is daarom…


Slide 15 - Diapositive

Nakijken


  • 8: rol  + en die vind ik best mooi…
  • 9: betekenis  + en hij is dan ook…
  • 10: betekenis  + en trok zich niets aan van…


Slide 16 - Diapositive

Neem zelf verantwoordelijkheid om je kennis op te halen!
Zoek uitleg in je boek of bij Arnoud kuijpers of andere youtube filmpjes. 

Vraag je klasgenoten, of maak een afspraak voor een hulples.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Hij heeft ook per formuleerfout een filmpje

Slide 19 - Diapositive

Verder oefenen
  1. Maak over foutieve samentrekkingen opdracht B blz. 18, 19
  2. Maak om 'dubbelop' te herhalen opdracht H blz. 11, 12
    (theorie staat op blz. 2)
  3. Klaar? Doe even iets zachtjes voor jezelf, we bespreken de opdrachten straks.

Slide 20 - Diapositive

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 1. …en wordt een park aangelegd…
  • vorm niet hetzelfde
  • 2. …en deze (of de zomervakantie) brengen wij …
  • rol niet hetzelfde
  • In het eerste deel is ‘de zomervakantie’ onderwerp, in het tweede deel
  • is het lijdend voorwerp.
  • 3. …en dat is een leuk beroep.
  • rol niet hetzelfde
  • Brandweerman is in het eerste gedeelte geen onderwerp, in het tweede wel.

Slide 21 - Diapositive

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 4. …Ellen en Denise gaan studeren in Amsterdam.
  • vorm niet hetzelfde
  • 5. …had hij haar beroofd.
  • plaats (ten opzichte van de persoonsvorm) niet hetzelfde. In het eerste
  • deel is het onderwerp - pv (de overvaller had), in het tweede deel is het
  • pv/onderwerp (had hij).

Slide 22 - Diapositive

Bespreken dubbelop opdracht H
  1. Contaminatie (de oorzaak is achterstallig onderhoud, of de crash is te wijten aan.)
  2. Pleonasme (Tijdelijke interim-directeur)
  3. Contaminatie (het maakt niet uit, of er is geen verschil)
  4. Dubbele ontkenning (verhinderen geen schuurtjes te bouwen)
  5. Tautologie (misschien, wellicht)
  6. Tautologie (bereid zijn / te willen) 
  7. Pleonasme (gratis presentje)
  8. Contaminatie (haalde alles door elkaar, raakte ik in de war)

Slide 23 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin

Slide 24 - Diapositive

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 25 - Diapositive

Formuleren H6
 
Foutive beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 26 - Diapositive

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Terwijl de kinderen luid zongen, kwam de bus bij de Efteling aan.

Slide 27 - Diapositive

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.




Slide 28 - Diapositive

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht.




Slide 29 - Diapositive

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



Slide 30 - Diapositive

De beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.  
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



  1. te + hele ww
  2. onv. dw.
  3. volt. dw.

Slide 31 - Diapositive

De foutieve beknopte bijzin
  • In een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldig onderwerp in de beknopte bijzin anders dan in de hoofdzin.







Slide 32 - Diapositive

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp

Slide 33 - Diapositive

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp
Denkbeeldig onderwerp 
= niet 'de bus' 

Slide 34 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin
Nog een voorbeeld:






Slide 35 - Diapositive

Foutieve beknopte bijzin verbeteren
Oplossing: voeg weer een ow en pv toe!

  • Het vlees is goed gebraden
                    +
  • Hij eet het vlees
  • Het goed gebraden vlees eet hij op.
                    of
  • Goed gebraden, wordt het vlees door hem opgegeten.






Slide 36 - Diapositive

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

Slide 37 - Diapositive

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

  • Toen we cola dronken, verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.

  • Nadat ik chocolade had gegeten, kwam de huiduitslag weer opzetten.

  • Nadat ik gedoucht had, bleek mijn handdoek doorweekt.


Slide 38 - Diapositive

oefenen 
1. Maak opdracht A en B uit het boekje
 formuleren (blz. 19 en 20)
               

Het denkbeeldige onderwerp uit deel 1 moet hetzelfde zijn als het onderwerp in deel 2. Is dit niet zo? Dan foutief.
Verbeteren: voeg het onderwerp in deel 1 toe.

Slide 39 - Diapositive

Nakijken Opdracht A
1. Als je hard traint en goed eet, moet de marathon voor jou te doen zijn.
2. Terwijl we nog slaperig waren na een korte nacht, maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
3. Nadat we drie uur overlegd hadden, ging de staking niet door.
4. Toen we bij de bioscoop aankwamen, was de film al begonnen.
5. Als je wacht voor de kassa, duurt de tijd altijd langer dan normaal.


Slide 40 - Diapositive

Nakijken Opdracht B
  1. onjuist (Jasper is het onderwerp in deel 1)
  2. juist
  3. onjuist (de spelers zijn het onderwerp in deel 1)
  4. juist
  5. onjuist (een persoon is het onderwerp van deel 1, niet de slang)
  6. juist 
  7. onjuist (de appeltaart is het onderwerp van deel 1)
  8. juist
  9. juist

Slide 41 - Diapositive