H4-TH4-BS4

Thema 4
BS4 
De evolutietheorie
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 4
BS4 
De evolutietheorie

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen BS4
  1. Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
  2. Kan je uitleggen wat creationisme is.
  3. Kan je de begrippen natuurlijke selectie en genetische variatie toepassen om de evolutie uit te leggen. 
  4. Kan je het misconcept weerleggen dat de nek van een giraf steeds langer wordt door gebruik. 

Slide 2 - Diapositive

Begrippen BS4
evolutie
neodarwinistische evolutietheorie - neodarwinisme
creationisme
natuurlijke selectie - survival of the uittest
genetische variatie - mutaties
overlevingskans - selectiedruk
fitness - adaptatie 

Slide 3 - Diapositive

Nadenkertje voor vandaag:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd beter?

Slide 4 - Diapositive

Huiswerk

Maak van bvj BS2+3 13-16; 20; 26-29; 33-35



Kijkopdracht: Myths and Misconceptions
Hoe komen giraffen NIET aan hun lange nek?

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Wat viel jullie op in het filmpje?

Slide 7 - Question ouverte

1744-1829

1809-1882

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

EVOLUTIE
Veranderingen in genfrequenties / genenpool / erfelijke eigenschappen in de tijd/over generaties

Slide 10 - Diapositive

Oorzaak voor evolutie 1: (natuurlijke) selectie

Slide 11 - Diapositive

Andere oorzaken van evolutie
  1. gene flow  (BS7)
  2. seksuele selectie (non-random mating) (BS6)
  3. kunstmatige selectie / geografische isolatie (BS7)
  4. founder effect  (BS7)
  5. bottleneck effect (BS6)
  6. genetic drift (BS6)

Slide 12 - Diapositive

Misconcepten.... 

Slide 13 - Diapositive

Hoe komen giraffen niet aan hun lange nek?
A
Door steeds uit te rekken wordt de nek steeds langer. Dit wordt doorgegeven aan de nakomelingen.
B
Doordat de voorouders een selectievoordeel hadden van de lange nek werd dit gen doorgegeven.

Slide 14 - Quiz

Welke is het minst verwant aan de anderen?
A) hazelworm (Anguis fragilis)
B) hagedis (Lacerta viridis)
C) tijger python (Python molurus)

A
B
C

Slide 15 - Quiz

soorten evolutie 
divergente: 2 eigenschappen veranderen van elkaar
-> hagedis en hazelworm -> verlies van pootjes
convergente: 2 eigenschappen ontstaan los van elkaar
-> hagedis en slang  -> verlies van pootjes

Slide 16 - Diapositive

convergente evolutie 

Slide 17 - Diapositive

Welke is het minst verwant aan de anderen?
A) wilde mosterd (Cleome viscosa)
B) courgette (Cucurbita pepo)
C) broccoli (Brassica oleracea var. italica)
D) spruiten (Brassica oleracea var. gemnifera)
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

selectie op specifieke eigenschappen

Slide 19 - Diapositive

Individuen ondergaan evolutie

A
True
B
False

Slide 20 - Quiz

gescheiden creatiemodel
polyfyliemodel
gescheiden creatiemodel

Slide 21 - Question de remorquage

BS4: Darwinisme - evolutie volgens Charles Darwin
Pijlers van het Darwinisme
  • Er is variatie binnen de populatie / elk individu in de populatie is anders dan anderen
  • Er is te weinig draagkracht voor elk individu in de populatie (struggle for life)
  • Sommige individuen hebben een selectievoordeel ten opzichte van anderen 
  • Individuen met selectievoordeel hebben een grotere voortplantingskans en daardoor een grotere overlevingskans
  • Door onderlinge voortplanting van individuen met selectievoordeel neemt frequentie van eigenschap in populatie toe.

Neo-Darwinisme: de variatie binnen een populatie heeft een genetische oorzaak: mutaties

Slide 22 - Diapositive

BS4: Het juiste antwoord op een 'Darwinvraag'. Deze vier elementen zitten ALTIJD in je antwoord!!!
Een 'Darwinantwoord' bestaat altijd uit de volgende elementen
  • Benoem letterlijk: "Er is sprake van genetische diversiteit in de populatie" 
  • Beschrijf op welke wijze de omgeving selectiedruk uitoefent op de populatie
  • Beschrijf welk selectievoordeel sommige individuen (dan) hebben
  • Benoem letterlijk: "Door onderlinge voorplanting wordt de gunstige eigenschap doorgegeven aan het nageslacht"

Gebruik nooit: "het organisme heeft zich aangepast" Dit is echt FOUT!

Sleutelwoorden in een Darwinantwoord: genetische variatie, selectiedruk, selectievoordeel, onderlinge voortplanting

Slide 23 - Diapositive

Huiswerk BS4 - 10 minuten
maak uit BVJ: 40-44

Lees de context over Darwin 
bij BS 4.

Straks over discussiëren.
timer
10:00

Slide 24 - Diapositive

Voor welke dilemma's heeft Charles Darwin gestaan?

Slide 25 - Question ouverte

Zijn er vragen?? 
Nadenkertje:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd?

Slide 26 - Diapositive

Zijn er vragen?? 
Nadenkertje:

Er zijn alleen harde noten en zaden:
Welke vink overleefd?

Slide 27 - Diapositive

Huiswerk 
maak uit BVJ: 40-44

Lees de context over Darwin 
bij BS 4.

Straks over discussiëren.

Slide 28 - Diapositive

Gene flow


Seksuele selectie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van migratie
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van specifieke partnerkeuze

Slide 29 - Diapositive

Founder effect


Bottleneck effect
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg stichten nieuwe populatie uit toevallige, niet gelijke allelfrequentie bij stichters
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg achterblijvers na gebeurtenis met toevallige, niet gelijke allelfrequentie

Slide 30 - Diapositive

Kunstmatige selectie


Genetic drift
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van selectie op (door de mens) gewenste eigenschappen
Veranderingen in allelfrequenties als gevolg van willekeurige verschuivingen gebaseerd op toeval (hoofdzakelijk bij kleine populaties)

Slide 31 - Diapositive

Een 'Darwinvraag' beantwoorden
timer
5:00

Slide 32 - Diapositive

Stap 1
Benoem het uitgangspunt dat er in de muizenpopulatie sprake is van genetische variatie

Door mutaties is er variatie ontstaan in de vachtkleur van de muizen

Slide 33 - Diapositive

Stap 2
Benoem: WIE hebben er WELK selectievoordeel? Dit haal je altijd uit de context van de vraag:

De muizen met een donkere vacht hebben een selectievoordeel omdat zij hierdoor minder gezien worden door hun predator.

Slide 34 - Diapositive

Stap 3
Benoem dat individuen met selectievoordeel vaker ONDERLING voortplanten (hogere fitness)

De muizen met de donkere vacht zullen dus vaker overleven en als gevolg daarvan vaker onderling voortplanten.

Slide 35 - Diapositive

Stap 4
Benoem de genfrequentieverschuiving die dit tot gevolg heeft

Het allel voor donkere vachtkleur zal vaker worden doorgegeven en daardoor zal het aantal donkere muizen in de volgende generaties toenemen. 

Slide 36 - Diapositive

Gevolg van natuurlijke selectie op fenotype-distrubutie

Slide 37 - Diapositive

Bruine muizen overleven beter en planten vaker voor in een woestijnomgeving omdat lichtere muizen vaker door uilen worden gezien en gegeten.
Wie of wat zorgt hier voor selectiedruk?
A
predator
B
bodemsamenstelling
C
vachtkleur
D
seksuele voorkeuren

Slide 38 - Quiz

Een fenotype dat de overlevingskans van een organisme verbetert in een bepaalde omgeving noemen we een ...
A
selectie
B
adaptatie
C
soortvorming
D
uitsterving

Slide 39 - Quiz

Natuurlijke selectie wordt het beste omschreven als:
A
een verandering in een organisme als gevolg van een bepaalde noodzaak
B
een proces van een nagenoeg continue verbetering, leidend tot een perfect organisme
C
verschillen in overlevingskansen als gevolg van een verschil in genetische eigenschappen.
D
overerving van eigenschappen die gedurende het leven zijn verkregen.

Slide 40 - Quiz

Een klein aantal herten verlaten hun eigen habitat
en komen in een nieuw perceel terecht waar nog geen herten hebben geleefd. Hun genenpool blijkt anders dan de oorspronkelijke populatie vanwege ...
A
Founder effect
B
Seksuele selectie
C
Natuurlijke selectie
D
Bottleneck effect

Slide 41 - Quiz

500 jaar nadat deze herten een goed gedijende populatie hebben gevormd, migreren er een aantal terug naar hun oorspronkelijke habitat. In deze populatie verschuift de allelelfrequentie vanwege ...
A
Genetic drift
B
Founder effect
C
Bottleneck effect
D
Gene flow

Slide 42 - Quiz

Gele toekan vrouwtjes hebben een voorkeur voor mannetjes die dezelfde kleur hebben als zijzelf. De genenpool zal veranderen vanwege ...
A
Genetic drift
B
Seksuele selectie
C
Kunstmatige selectie
D
Gene flow

Slide 43 - Quiz