Lezen deel 1 (doelen, publiek)

Brugklas
Lezen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Brugklas
Lezen

Slide 1 - Diapositive

Welke tekstdoelen weet
je nog van de vorige les?

Slide 2 - Carte mentale

De zes tekstdoelen en tekstsoorten
- informeren --> informerende tekst
- uiteenzetten / uitleg geven --> uiteenzettende tekst
- overtuigen --> betogende tekst
- overhalen/activeren --> activerende tekst
- amuseren --> amuserende tekst

Slide 3 - Diapositive

Als het tekstdoel "informeren" is, hoe noem je dan de tekstsoort?

Slide 4 - Question ouverte

Als het tekstdoel "overtuigen" is, hoe noem je dan de tekstsoort?

Slide 5 - Question ouverte

Wat doet een schrijver in een betogende tekst?
A
de lezer overtuigen van zijn/haar mening
B
informatie geven
C
een onderwerp van verschillende kanten belichten
D
grappen vertellen

Slide 6 - Quiz

Wat doet een schrijver in een uiteenzettende tekst?
A
Informatie geven
B
Uitleg geven over "hoe" iets werkt of in elkaar zit.
C
Een verhaal vertellen
D
De lezer aansporen tot actie

Slide 7 - Quiz

Informatie geven
Uitleg geven over "hoe" iets werkt of in elkaar zit
De lezer overtuigen van je mening
Overhalen om iets te doen of kopen
De lezer vermaken
Informeren
Uiteenzetten
overtuigen
overhalen
Amuseren

Slide 8 - Question de remorquage

Wat voor tekstvormen
ken je allemaal?

Slide 9 - Carte mentale

Een reclame is voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Betogende tekst
C
Amuserende tekst
D
Activerende tekst

Slide 10 - Quiz

Een recept is een voorbeeld van een...
A
Informerende tekst
B
Amuserende tekst
C
Activerende tekst
D
Uiteenzettende tekst

Slide 11 - Quiz

Een verhaal is een voorbeeld van een...

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen informeren en uiteenzetten?

Informeren = informatie geven

Uiteenzetten = uitleg geven (over hoe of waarom)

Slide 13 - Diapositive

Publiek
Een schrijver schrijft met een doel. Hij wil iets bereiken. De lezer noem je het publiek van de schrijver.

Slide 14 - Diapositive

Publiek
- Breed publiek
- Gespecialiseerd publiek
- Een kleine groep of individu

Slide 15 - Diapositive

Het journaal van acht uur.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 16 - Quiz

Een artikel over muziekinstrumenten in een muziektijdschrift.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 17 - Quiz

Een klachtenbrief aan de klantenservice van een groot bedrijf.
A
Breed publiek
B
Gespecialiseerd publiek
C
Een kleine groep of individu

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
H/V1: 44 t/m 48
V1: 3 t/m 8
M2: 2, 3, 6, 7, 8

Slide 19 - Diapositive

Kun je...
- De zes tekstdoelen opnoemen? 
- Een voorbeeld geven van elk tekstdoel?
- De drie soorten publiek opnoemen?

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive