5.1 Omzet, kosten en winst (deel 1) HAVO

BECO 5.1 Omzet, kosten en winst
Leerdoelen: Je kunt....
- ...de netttowinst berekenen mbv omzet en verschillende kosten
- .... bij een gegeven verkoopprijs inclusief btw de verkoopprijs exclusief BTW uitrekenen en andersom
- ....de break-evenafzet en breakevenomzet berekenen
Opgaven 1 t/m 9
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BECO 5.1 Omzet, kosten en winst
Leerdoelen: Je kunt....
- ...de netttowinst berekenen mbv omzet en verschillende kosten
- .... bij een gegeven verkoopprijs inclusief btw de verkoopprijs exclusief BTW uitrekenen en andersom
- ....de break-evenafzet en breakevenomzet berekenen
Opgaven 1 t/m 9

Slide 1 - Diapositive

Kitchen Nightmares - Barefoot Bobs
vanaf 22:35

Slide 2 - Diapositive

Planning
  • Herhalingsvragen theorie BTW
  • Theorie over Omzet, kosten, brutowinst en nettowinst
  • Zelfstandig aan het werk met 1 t/m 9 van paragraaf 5.1

Slide 3 - Diapositive

Het bedrag inclusief BTW is....
A
de consumentenprijs
B
de winkelprijs

Slide 4 - Quiz

De bakkerij rekent voor een taartje een winkelprijs van € 4. Het BTW tarief is 9%. Hoeveel is de consumentenprijs?
A
0,36
B
3,67
C
3,64
D
4,36

Slide 5 - Quiz

De bakkerij rekent voor een stokbrood een consumentenprijs van € 1,31. Het BTW tarief is 9%. Hoeveel is de winkelprijs?
A
0,11
B
0,12
C
1,19
D
1,20

Slide 6 - Quiz

De bakkerij koopt deze maand 1000 kilo bloem in voor € 0,21 per kilo (incl 9% BTW). In totaal verkoopt de bakkerij deze maand voor € 1.308 ex BTW. Wat moet er afgedragen worden aan BTW (saldo BTW)?

Slide 7 - Question ouverte

Verschil met BECO
TO = totale opbrengst (PxQ) --> beco ook
TK = totale kosten --> beco maakt onderscheid in inkoopwaarde* en overige bedrijfskosten
TW = totale winst (TO-TK)--> beco maakt onderscheid in brutowinst (omzet - inkoopwaarde) en nettowinst (brutowinst - bedrijfskosten)

*inkoopwaarde = inkoopkosten van alle verkochte producten (dus .... afzet x inkoopprijs)

Slide 8 - Diapositive

Een bedrijf verkoop in een maand 40 producten tegen € 5 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2. De bedrijfskosten van die maand zijn € 50

Wat is de omzet?

Slide 9 - Question ouverte

Een bedrijf verkoop in een maand 40 producten tegen € 5 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2. De bedrijfskosten van die maand zijn € 50

Wat is de inkoopwaarde?

Slide 10 - Question ouverte

Een bedrijf verkoop in een maand 40 producten tegen € 5 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2. De bedrijfskosten van die maand zijn € 50

Wat is de brutowinst?

Slide 11 - Question ouverte

Een bedrijf verkoop in een maand 40 producten tegen € 5 per stuk. De producten zijn ooit ingekocht voor € 2. De bedrijfskosten van die maand zijn € 50

Wat is de nettowinst?

Slide 12 - Question ouverte

Hoe ging het....
Snapte je al de voorgaande vragen, ga dan alvast aan de slag met de opgaven 1 t/m 7 uit je boek

Niet.... dan volgt nu een verlengde instructie

Slide 13 - Diapositive

Omzet, kosten en winst
Formules

Omzet = afzet x verkoopprijs (ex BTW)
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs (ex BTW)  -
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde of afzet x vp-ip
Bedrijfskosten worden meestal gegeven  -
Nettowinst = brutowinst - kosten


Slide 14 - Diapositive

Omzet
Wat er verdiend wordt met het verkopen van producten. Bijvoorbeeld er worden 10 producten verkocht voor 2 euro per stuk, dan is de omzet € 20

Slide 15 - Diapositive

Inkoopwaarde
Wat de verkochte producten de verkoper hebben gekost. Bijvoorbeeld er worden 10 producten verkocht deze heeft de ondernemer ingekocht voor € 1 per stuk, dan is de inkoopwaarde € 10

Slide 16 - Diapositive

Brutowinst
Hierin kijken wat er is verdient met enkel het verkopen van de producten. Bijvoorbeeld er worden 10 producten verkocht deze heeft de ondernemer verkocht voor € 2 per stuk en ingekocht voor € 1 per stuk, dan is de brutowinst € 10 (omzet 10 x 2 - inkoopwaarde 10 x 1)

Slide 17 - Diapositive

Nettowinst
Wat de ondernemer daadwerkelijk overhoudt (in zijn zak kan steken). Bijvoorbeeld er worden 10 producten, dit heeft een brutowinst opgeleverd van € 10. De bedrijfskosten zijn € 3, dan wordt de nettowinst € 7 (€ 10 - € 3)

Slide 18 - Diapositive

Vragen? 
Zo niet.... Aan de slag met vraag 3, 4, 6 en 8

Slide 19 - Diapositive

BECO 5.1 Omzet, kosten en winst
Leerdoelen: Je kunt....
- ...de netttowinst berekenen mbv omzet en verschillende kosten
- .... bij een gegeven verkoopprijs inclusief btw de verkoopprijs exclusief BTW uitrekenen en andersom
- ....de break-evenafzet en breakevenomzet berekenen

Slide 20 - Diapositive