H5S Markt: vraag en aanbod H1 § 1 en 2

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt uitleggen wat betalingsbereidheid inhoudt en hoe dit samenhangt met de vraag van consumenten.


1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 33 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt uitleggen wat betalingsbereidheid inhoudt en hoe dit samenhangt met de vraag van consumenten.


Slide 1 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1    De vraag in de markt.
Stel je voor dat je een concertkaartje wilt kopen voor
je favoriete band. Hoeveel zou je daar maximaal voor 
willen betalen? 
Misschien vind je het concert zo belangrijk dat je 
bereid bent om er € 50 aan uit te geven.

Jouw betalingsbereidheid is dan € 50 voor dat concertkaartje. Het is het maximale bedrag dat je wilt betalen zonder dat je er spijt van hebt.

Betalingsbereidheid:
Het maximale bedrag dat een koper wil betalen voor een product.

Slide 2 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
je wilt een nieuwe telefoon kopen. Je vindt een telefoon 
die je leuk vindt, en je hebt besloten dat je daar 
maximaal € 300 voor wilt betalen. Als de telefoon € 250 kost,
is dat prima, want dat ligt onder jouw betalingsbereidheid.
Maar als de telefoon € 350 kost, is dat te veel voor jou, 
en koop je hem waarschijnlijk niet.

Jouw betalingsbereidheid bepaalt dus of je de aankoop doet of niet.

Slide 3 - Diapositive

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

1.1    De vraag in de markt.
Waarom is betalingsbereidheid belangrijk?
  1. Voor consumenten: je  eigen betalingsbereidheid helpt je beslissen wat je wilt kopen en waar je je geld aan wilt uitgeven. Het helpt je prioriteiten te stellen en keuzes te maken over waar je je geld aan uitgeeft.
  2. Voor bedrijven: het helpt bedrijven om te bepalen voor welke prijs ze hun producten of diensten kunnen verkopen. Als ze weten wat mensen bereid zijn te betalen, kunnen ze een prijs kiezen die niet te hoog is (waardoor niemand koopt) en niet te laag (waardoor ze te weinig verdienen).

Slide 4 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
Voor bedrijven is het dus belangrijk om de betalings-
bereidheid van consumenten te weten om een goede 
afzet en omzet te bereiken.
 
Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt in een bepaalde periode. Het gaat om de hoeveelheid.
Voorbeeld: stel dat een bakker 100 broden verkoopt op een dag. Dan is zijn afzet voor die dag 100 broden.


Afzet:
Het aantal verkochte producten.

Slide 5 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
Omzet is het totale bedrag dat een bedrijf verdient 
door de verkoop van zijn producten. Het is de totale 
opbrengst.

Formule: omzet = afzet × verkoopprijs per product

Voorbeeld:
Als de bakker in ons voorbeeld elk brood verkoopt voor €2 en hij verkoopt er 100 op een dag, dan is zijn omzet: 100 broden × € 2 = € 200

Omzet:
De totale geldopbrengst van de verkopen van een bedrijf.

Slide 6 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 2 en 3 op pagina 19.

Slide 7 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Leerdoelen paragraaf 1: wanneer heb je geld nodig?
  1. Je kunt uitleggen wat betalingsbereidheid inhoudt en hoe dit samenhangt met de vraag van consumenten.
  2. Je weet hoe via een verschuiving langs de collectieve vraaglijn een prijsverandering leidt tot een verandering van de gevraagde hoeveelheid.


Slide 8 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.1    De vraag in de markt.
De betalingsbereidheid van een consument voor een
product bij verschillende prijzen kun je ook in een
grafiek laten zien. Dat doe je met een individuele 
vraaglijn.

Slide 9 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
De betalingsbereidheid van een consument voor een
product bij verschillende prijzen kun je ook in een
grafiek laten zien. Dat doe je met een individuele 
vraaglijn.
Individuele vraaglijn:
Lijn die het verband aangeeft tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een product van een individuele koper.

Slide 10 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
Als je alle individuele vraaglijnen bij elkaar optelt dan
krijg je de totale vraag in de markt.  Deze lijn wordt
weergegeven met de collectieve vraaglijn.

Slide 11 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
Als je alle individuele vraaglijnen bij elkaar optelt dan
krijg je de totale vraag in de markt.  Deze lijn wordt
weergegeven met de collectieve vraaglijn.
Collectieve vraaglijn:
Lijn die het verband aangeeft tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid van een product van de gezamenlijke kopers.

Slide 12 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
De informatie om deze lijn te tekenen staat in een vraagfunctie:



Qv = -ap + b                           
waarbij:
Qv = de gevraagde hoeveelheid van een product
p   = de prijs van een product


Slide 13 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.1    De vraag in de markt.
De informatie om deze lijn te tekenen staat in een vraagfunctie:



Qv = -ap + b                           
waarbij:
Qv = de gevraagde hoeveelheid van een product
p   = de prijs van een product





Uit deze vraagfunctie blijkt dat als p met € 1 stijgt, Qv daalt met a.

Slide 14 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld van een vraaglijn

Slide 15 - Diapositive

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Aan de slag
Maak opgave 7 op pagina 12 en opgave 6 op pagina 21.

Slide 16 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Leerdoelen paragraaf 2: de vraag verandert.
  1. Je kent de factoren die de vraag beïnvloeden en hoe complementaire en substitutiegoederen invloed hebben op de vraag naar een goed.


Slide 17 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.2    De vraag verandert
Er is een aantal factoren die de vraag naar een product bepalen.
Een heel belangrijke is de prijs van een product. Naast prijs 
hebben ook andere factoren invloed op de gevraagde 
hoeveelheid van een product:


Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Slide 18 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Slide 19 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
  3. Prijs van substitutiegoederen en complementaire goederen
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Slide 20 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
  3. Prijs van substitutiegoederen en complementaire goederen
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Substitutiegoederen:
Goederen die eenvoudig te vervangen zijn door vergelijkbare goederen.



Slide 21 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
  3. Prijs van substitutiegoederen en complementaire goederen
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Substitutiegoederen:
Goederen die eenvoudig te vervangen zijn door vergelijkbare goederen.



Complementaire goederen:
Goederen die elkaar aanvullen of niet zonder elkaar gebruikt kunnen worden.




Slide 22 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
  3. Prijs van substitutiegoederen en complementaire goederen
  4. Voorkeuren van consumenten
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Substitutiegoederen:
Goederen die eenvoudig te vervangen zijn door vergelijkbare goederen.



Complementaire goederen:
Goederen die elkaar aanvullen of niet zonder elkaar gebruikt kunnen worden.




Slide 23 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert
Naast prijs hebben ook andere factoren invloed op de 
gevraagde hoeveelheid van een product:

  1. Prijs
  2. Inkomen van consumenten
  3. Prijs van substitutiegoederen en complementaire goederen
  4. Voorkeuren van consumenten
  5. Aantal consumenten
Vraagfactoren:
Factoren die de vraag bepalen.


Substitutiegoederen:
Goederen die eenvoudig te vervangen zijn door vergelijkbare goederen.



Complementaire goederen:
Goederen die elkaar aanvullen of niet zonder elkaar gebruikt kunnen worden.




Slide 24 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 16 op pagina 24 en opgave 18 op pagina 25.

Slide 25 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Leerdoelen paragraaf 2: de vraag verandert.
  1. Je kent de factoren die de vraag beïnvloeden en hoe complementaire en substitutiegoederen invloed hebben op de vraag naar een goed.
  2. Je weet wanneer er een verschuiving langs de vraaglijn en er een verschuiving van de vraaglijn plaatsvindt.


Slide 26 - Diapositive

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.2    De vraag verandert.
De gevraagde hoeveelheid van een product verandert als één 
van de vraagbepalende factoren verandert. 
Als de prijs stijgt, neemt de gevraagde hoeveelheid af. Er vindt
een verschuiving langs de vraaglijn plaats.

Verschuiving langs de vraaglijn:
Verandering langs de vraaglijn die wordt veroorzaakt door een prijsverandering van het product zelf.




Slide 27 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert.
De gevraagde hoeveelheid van een product verandert als één 
van de vraagbepalende factoren verandert. 
Als de prijs stijgt, neemt de gevraagde hoeveelheid af. Er vindt
een verschuiving langs de vraaglijn plaats.

Verschuiving langs de vraaglijn:
Verandering langs de vraaglijn die wordt veroorzaakt door een prijsverandering van het product zelf.




Slide 28 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert.
Het komt ook voor dat niet de prijs, maar één van de andere 
vraagfactoren verandert. Dan vindt er een verschuiving van de 
collectieve vraaglijn plaats.
Bijvoorbeeld: inkomen van consumenten stijgt, vraag neemt toe 
en  de collectieve vraaglijn verschuift naar rechts/boven.
Verschuiving van de vraaglijn:
Verandering langs de vraaglijn die wordt veroorzaakt door overige vraagfactoren (behalve prijs).



Slide 29 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert.
Een ander voorbeeld. Als de voorkeur voor consumenten voor een
bepaald product daalt dan neemt de vraag af en verschuift de 
collectieve vraaglijn naar links/beneden.

Verschuiving van de vraaglijn:
Verandering langs de vraaglijn die wordt veroorzaakt door overige vraagfactoren (behalve prijs).





Bij elke prijs verschuift de vraaglijn. De betalingsbereidheid van elke consument neemt af.

Slide 30 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    De vraag verandert.
Het komt ook voor dat niet de prijs, maar een van de andere 
vraagfactoren verandert. Dan vindt er een verschuiving van de 
collectieve vraaglijn plaats.
Bijvoorbeeld: inkomen van consumenten stijgt, vraag neemt toe 
en  de collectieve vraaglijn verschuift naar rechts/boven.
Verschuiving van de vraaglijn:
Verandering langs de vraaglijn die wordt veroorzaakt door overige vraagfactoren (behalve prijs).





Bij elke prijs verschuift de vraaglijn. De betalingsbereidheid van elke consument neemt toe.

Slide 31 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 23 op pagina 27 en opgave 25 op pagina 28.

Slide 32 - Diapositive

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

1.2    De vraag verandert.
I

Slide 33 - Diapositive

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.