Delend Lidwoord 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Delend Lidwoord 2

Het Delend Lidwoord

Frans

Het Delend Lidwoord

Wat is dat en wanneer gebruik je het?

Lesdoelen

Na deze les ...

• weet je wat een delend lidwoord is;
• kun je een delend lidwoord herkennen en gebruiken;
• ken je de uitzonderingen.

Het Delend Lidwoord

Wat is dat en wanneer gebruik je het?

Eerst even de lidwoorden die je al kent ...

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Vertaal het lidwoord:
de man = .... homme

Vertaal het lidwoord:
de stokbroden = .... baguettes

Vertaal het lidwoord:
een salade = .... salade

De Franse lidwoorden

enkelv. m.

enkelv. v.

enkelv. m/v

meerv. m/v

de, het

le

la

l'

les

een

un

une

des

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord

Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.

Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.

In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Delend lidwoord

enkelv. m.

enkelv. v.

enkelv. m/v

meerv. m/v

du

de la

de l'

des

Je prends ...

           du fromage

           de la confiture 

           de l'eau 

           des tomates 

  

Ik neem ...

     kaas

     jam

     water

     tomaten

Dus ...

bij een onbekende hoeveelheid 

              in een gewone, bevestigende zin

                    en als wij in het Nederlands geen lidwoord gebruiken,

dan gebruik je in het Frans het delend lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.

Maar ...

Je gebruikt de

- na een woord van hoeveelheid:

      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.

      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.

- na een ontkenning:

      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Maar ...

Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Samengevat:

je weet niet hoeveel

je weet wel hoeveel

ontkenning

je weet het aantal

Je prends des bananes.

Je prends un kilo de bananes.

Je ne prends pas de bananes.

Je prends six bananes.

Dus ...

Staat er in de zin een woord van hoeveelheid?

Gebruik dan dat woord van hoeveelheid + de + (znw)

exemple:

     Je prends un kilo de fromage.     Ik neem een kilo kaas.

      Un litre d'eau.                                     Een liter water.

Dus ...

Staat er in de zin een ontkenning?

Gebruik dan:  de ontkenning + de + …

exemple:

    Je ne prends pas de fromage.             Ik neem geen kaas

Dus ...

Staat er in de zin een telwoord?

Gebruik dan alleen het telwoord + …

 exemple:

     Je mange dix tomates.              Ik eet tien tomaten.

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... bananes.
(weet je de hoeveelheid?)

1. les
2. des

Neemt u cola? =
Vous prenez .... coca?
(weet je de hoeveelheid?)

1. du
2. le

Wij nemen jam. =
Nous prenons ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)

1. la
2. de la

Zij nemen water. =
Ils prennent .... eau.
(weet je de hoeveelheid?)