H3b skn wk 20 - 23 april

Opdr. Explosies
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Opdr. Explosies

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Bespreken opdr. Explosies
  • Uitleg 6.3 Oplosmiddelen 
  • Weektaak 

  • Vragen 
  • Samen opdr. Explosies bespreken

Slide 2 - Diapositive

Ik verwacht van jullie
  • Actieve houding
  • Serieus meedoen met de vragen

Slide 3 - Diapositive

Hoe ging de opdracht Explosies?
A
:-D, die ging goed
B
:-(, ging niet zo goed
C
:-), die ging redelijk
D
Niet gemaakt

Slide 4 - Quiz

Explosies

Slide 5 - Carte mentale

Wat is een explosie?
Het kenmerk van een explosie is het in korte tijd vrijkomen van zeer veel warmte. De in het reactiemengsel aanwezige gasvormige stoffen zetten hierdoor uit, er ontstaat een schokgolf en we horen een knal.

Slide 6 - Diapositive

Waar worden explosieven voor gebruikt?

Slide 7 - Question ouverte

Opdracht Explosieven
Vragen 1 t/m 7
We gaan vraag 3 en 5 bespreken. 

Je kijkt alle vragen zelfstandig na. 
(Antwoordmodel staat op SOM)

Slide 8 - Diapositive

Vraag 3
Op het strijkvlak van een lucifersdoosje bevindt zich rode fosfor. Tijdens het afstrijken van de lucifer reageert de fosfor op het strijkvlak van het doosje met kaliumchloraat, KClO3, in de luciferskop.
Hierbij ontstaan KCl en P2O5 . Deze reactie is exotherm.

a Geef de vergelijking van deze reactie.

                     


             +               -->                  +

Slide 9 - Diapositive

KCl
P2O5
KClO3
P

Slide 10 - Question de remorquage

Vraag 3
Op het strijkvlak van een lucifersdoosje bevindt zich rode fosfor. Tijdens het afstrijken van de lucifer reageert de fosfor op het strijkvlak van het doosje met kaliumchloraat, KClO3, in de luciferskop.
Hierbij ontstaan KCl en P2O5 . Deze reactie is exotherm.

a Geef de vergelijking van deze reactie.

                     


 6  P  +   5 KClO3  -->   5 KCl    +  3 P2O5

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Massaverhouding:    Waterstof       Zuurstof
                                               1            :        8 
Dus als ik 1 gram waterstof heb, heb ik 8 gram zuurstof nodig. Maar.. wat is daar het volume van?

Bereken het volume van 1 gram waterstof. 

Slide 14 - Diapositive

1 dm3 waterstof heeft een massa van 0,09 gram.

Bereken het volume van 1 gram waterstof.

(tip: maak een verhoudingstabel)

Slide 15 - Question ouverte

Massaverhouding:    Waterstof       Zuurstof
                                               1            :        8 
Volume 1 gram waterstof:

Slide 16 - Diapositive

Bereken het volume van 8 gram zuurstof.
1dm3 heeft een massa van 1,43 gram.

Slide 17 - Question ouverte

Massaverhouding:    Waterstof       Zuurstof
                                               1            :        8 
Volume 1 gram waterstof:

Slide 18 - Diapositive

Massaverhouding:    Waterstof       Zuurstof
                                               1            :        8 
Volumeverhouding:
                                              11,1         :          5,6

Slide 19 - Diapositive

6.3 Oplosmiddelen
- Water
- pH

Slide 20 - Diapositive

Water 
- Groot oplossingsvermogen: 
- Dichtheid
- Soortelijke Warmte
- Hoog kookpunt
- pH

Slide 21 - Diapositive

Hoe kan het dat ijs op water drijft?

Slide 22 - Question ouverte

Ijs drijft op water 
De watermoleculen zitten in ijs verder van elkaar dan water. 

Slide 23 - Diapositive

De massa van één liter ijs is groter dan de massa van één liter water.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

De dichtheid van ijs (vast water) heeft een kleinere dichtheid dan water in vloeibare fase.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Ijs drijft op water 
De watermoleculen zitten in ijs verder van elkaar dan water. 
Dus, 1L ijs weegt minder dan 1L water. Daarom blijft het drijven op water

Slide 26 - Diapositive

Water 
- Groot oplossingsvermogen
- Dichtheid: van ijs kleiner dan van water
- Soortelijke Warmte: Er is veel energie nodig om water te verwarmen.
- Hoog kookpunt
- pH: neutraal

Slide 27 - Diapositive

pH

Slide 28 - Carte mentale

pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.

Slide 29 - Diapositive

pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.

Slide 30 - Diapositive

pH - indicator
Hiermee kan je meten wat voor een pH de oplossing heeft

Dit gaan jullie zelf doen!

Slide 31 - Diapositive

Zure oplossingen hebben
een ...................
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7

Slide 32 - Quiz

Rodekoolsap

Slide 33 - Diapositive

ThuisPracticum: Rode koolsap
Doel: Je kan zelfstandig een practicum uitvoeren om de pH van zes huishoudproducten te testen
Weektaak: 20 - 25 april
Inleveren: Na de meivakantie in je nieuwe scheikunde team in Teams. 

Slide 34 - Diapositive

ThuisPracticum: Rode koolsap
pH bepalen van:




Azijn
Citroensap
Water met suiker
Afwasmiddel
Water
Huishoud
ammonia

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Laten zien in SOM waar je dit kan vinden

Slide 37 - Diapositive

Weektaak
- Opdracht Explosies nakijken
- Opdracht Rode koolsap maken 
(na de vakantie inleveren via Teams)

Slide 38 - Diapositive

Tips & Tops

Slide 39 - Carte mentale

Laatste les
- Dankjewel!

- Compliment hoe jullie de online lessen hebben meegedaan ;-)
 

Slide 40 - Diapositive

Blijf je nog hangen?
  • Specifieke vragen
  • Opdrachten van Explosies bespreken

Slide 41 - Diapositive

4.
Bij de lancering van een raket wordt een deel van de energie geleverd door de reactie van aluminium en het zout ammoniumperchloraat (NH4ClO4). Bij deze reactie ontstaat aluminiumchloride, aluminiumoxide, stikstof en water.
a Geef de vergelijking van deze reactie. Vermeld de toestandsaanduidingen.


Slide 42 - Diapositive

4.
Bij de lancering van een raket wordt een deel van de energie geleverd door de reactie van aluminium en het zout ammoniumperchloraat (NH4ClO4). Bij deze reactie ontstaat aluminiumchloride, aluminiumoxide, stikstof en water.
a Geef de vergelijking van deze reactie. Vermeld de toestandsaanduidingen.

6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    


Slide 43 - Diapositive

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



Slide 44 - Diapositive

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
massa (ton)

Slide 45 - Diapositive

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
705,0
270
massa (ton)

Slide 46 - Diapositive

4.
a) 6 NH4ClO4 (s) + 10 Al (s) → 4 Al2O3 (s) + 2 AlCl3 (s) + 3 N2 (g) + 12 H2O (g)    

Voor één lancering is 850 ton ammoniumperchloraat nodig.
b) Bereken hoeveel ton aluminium nodig is.



6 NH4CIO4
10 Al
massaverhouding
705,0
270
massa (ton)
850
x = 850 x 270 / 705 = ...
Dus voor 850 ton ammoniumperchloraat heb je 326 ton aluminium nodig.

Slide 47 - Diapositive