Herhaling hoofdstuk 1 en 12

Herhaling hoofdstuk 1
y.smail@student.roc-nijmegen.nl
19 oktober 2022 
klas EZLV41A
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling hoofdstuk 1
y.smail@student.roc-nijmegen.nl
19 oktober 2022 
klas EZLV41A

Slide 1 - Diapositive

Waarvoor is oriënterend lezen bedoeld?
A
Om kritisch te zijn op de tekst.
B
Om extra indruk te krijgen van de tekst die je voor je hebt.
C
Om de tekst helemaal te lezen.
D
Ik weet het niet.

Slide 2 - Quiz

Wat lees je in de tekst als je oriënterend leest?
A
Ik lees de hele tekst.
B
Ik lees alleen de eerste alinea.
C
Ik lees de titel, ondertitel, tussenkopjes, eerste alinea en de laatste alinea.
D
Ik lees alleen de titel en bekijk de plaatjes.

Slide 3 - Quiz

Hoe lees je globaal?
A
Door de tekst helemaal te lezen.
B
Door de titel en dikgedrukte woorden te lezen.
C
Door de plaatjes te bekijken en na te denken waar de tekst over zou kunnen gaan.
D
Door alleen de eerste en laatste alinea te lezen.

Slide 4 - Quiz

Leesstrategieën
Je manier van lezen is afhankelijk van:
-Wat voor soort tekst het is.
-Wat wil je met de tekst? 


Slide 5 - Diapositive

Oriënterend lezen
Je bekijkt:
De titel, ondertitel, tussenkopjes, eerste alinea en laatste alinea.

Slide 6 - Diapositive

Globaal lezen
Je bekijkt:
De opbouw van de tekst: inleiding – kern - slot.
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Wat is het onderwerp? Wat zijn de deelonderwerpen?
Wat zijn de kernzinnen van de alinea’s? 

Slide 7 - Diapositive

Internetsite 
Stripverhaal
Dagboek 
Betoog
Advertentie 
Expressief 
Activerend 
Vermakend 
Informerend 
Overtuigend 

Slide 8 - Question de remorquage

Herhaling hoofdstuk 12
y.smail@roc-nijmegen.nl
19 oktober 2022
EZL4V1A

Slide 9 - Diapositive

Basisregel
Als het kan, schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. Dit kan alleen als er geen problemen zijn met lezen of uitspreken van het woord.
Bijvoorbeeld:
Rugzak
Maximumsnelheid
Badkamerdeur

Slide 10 - Diapositive

Koppelteken
Als er wel problemen zijn met het lezen of uitspreken van een woord, kun je een koppelteken gebruiken. 
Dit is bijvoorbeeld zo als er door het samenstellen van twee klinkers, een andere klank ontstaat.
Bijvoorbeeld:
Na-apen
Mini-emmer

Slide 11 - Diapositive

Koppelteken
Je gebruikt ook een koppelteken bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool.
Bijvoorbeeld:
Dvd-speler
%-teken
Tussen-s

Slide 12 - Diapositive

Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel

Slide 13 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
zomer vakantie
B
zomervakantie
C
zomer-vakantie

Slide 14 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test

Slide 15 - Quiz

Tussenletters
Tussen de woorden van een samenstelling gebruik je vaak extra letters, dit zijn tussenletters.
Om te weten welke tussenletters je gebruikt, moet je het eerste woord eerst in meervoud zetten.

Slide 16 - Diapositive

Tussenletters
Eindigt het eerste deel in het meervoud op -en of -n, maar nooit op -s, dan krijgt het woord in een samenstelling de tussenletters -en of -n.
Bijvoorbeeld:
Tandenborstel
Kattenkruid
Enveloppenverpakking

Slide 17 - Diapositive

Tussenletters
Kun je het eerste deel van het woord in het meervoud zowel met -(e)n als met -s schrijven, dan gebruik je de tussenletter -e.
Bijvoorbeeld:
Vitaminepillen (vitaminen/vitamines)
Secondewijzer (seconden/secondes)

Slide 18 - Diapositive

Tussenletters
Eindigt het eerste deel van het woord op -eren, dan schrijf je in de samenstelling -er
Bijvoorbeeld:
Kinderfeest (kinderen) 
Rundersalade (runderen)

Slide 19 - Diapositive

Tussenletters
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets dat uniek is (enig in zijn soort), schrijf je alleen een -e
Bijvoorbeeld:
Zonnebloem
Koninginnedag

Slide 20 - Diapositive

Tussenletters
Ook als het eerste gedeelte van de samenstelling geen meervoud heeft, schrijf je geen -en, maar alleen een -e
Bijvoorbeeld:
Roggebrood
Rijstepap

Slide 21 - Diapositive

Tussenletters
Als het eerste gedeelte nauwelijks meer als woord te herkennen is of niet meer letterlijk opgevat kan worden , schrijf je geen -en, maar alleen een -e. Dit is vaak zo bij uitdrukkingen.
Bijvoorbeeld:
Bakkebaard
Spillepoot

Slide 22 - Diapositive

Wat is juist geschreven?
A
Paardebloem
B
Paardenbloem

Slide 23 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
Geboortekaartje
B
Geboortenkaartje

Slide 24 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
Eisalade
B
Eiersalade
C
Eierensalade

Slide 25 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 26 - Quiz

Tussenletters
Je schrijft een tussenletter -s, als je deze hoort in de uitspraak van het woord.
Bijvoorbeeld:
Bakkersroom
Streepjescode
Verlovingsring


Slide 27 - Diapositive

Tussenletters
Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, kun je de tussen-s niet meer horen. Vergelijk de samenstelling dan met een andere samenstelling, die met hetzelfde woord begint.
Bijvoorbeeld:
Stationsstraat (stations-plein)
Dorpsschool (dorps-raad)


Slide 28 - Diapositive

Wat is juist geschreven?
A
Bruidsluier
B
Bruidssluier

Slide 29 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
Meningverschil
B
Meningsverschil

Slide 30 - Quiz

Wat is juist geschreven?
A
Bakkerzaak
B
Bakkerszaak

Slide 31 - Quiz