Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Les week 4
Slide 1 - Diapositive
vandaag hebben we een les nederlands over leestekens dat is natuurlijk heel belangrijk want zonder hoofdletters en punten en kommas gaat het lezen veel moeilijker dat geldt natuurlijk ook voor het duits engels en frans als je bijvoorbeeld naar frankrijk op vakantie gaat moet je af en toe in het frans kunnen schrijven en in je mailtjes naar je docenten zoals meneer geense mevrouw drogendijk of mevrouw van der linden is het van belang om correct nederlands te schrijven
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden bestaat.
Slide 9 - Diapositive
Basisregel
Als het kan, schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. Dit kan alleen als er dan geen problemen zijn met lezen of uitspreken van het woord.
Bijvoorbeeld:
Rugzak
Maximumsnelheid
Badkamerdeur
Slide 10 - Diapositive
Koppelteken
Als er wel problemen zijn met het lezen of uitspreken van een woord, kun je een koppelteken gebruiken.
Dit is bijvoorbeeld zo als er door het samenstellen van twee klinkers, een andere klank ontstaat.
Bijvoorbeeld:
Na-apen
Mini-emmer
Slide 11 - Diapositive
Koppelteken
Je gebruikt ook een koppelteken bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool.
Bijvoorbeeld:
Dvd-speler
%-teken
Tussen-s
Slide 12 - Diapositive
Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel
Slide 13 - Quiz
Wat is juist geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test
Slide 14 - Quiz
Tussenletters
Tussen de woorden van een samenstelling gebruik je vaak extra letters, dit zijn tussenletters.
Om te weten welke tussenletters je gebruikt, moet je het eerste woord eerst in meervoud zetten.
Slide 15 - Diapositive
Tussenletters
Eindigt het eerste deel in het meervoud op -en of -n, maar nooit op -s, dan krijgt het woord in een samenstelling de tussenletters -en of -n.
Bijvoorbeeld:
Tandenborstel
Kattenkruid
Enveloppenverpakking
Slide 16 - Diapositive
Tussenletters
Kun je het eerste deel van het woord in het meervoud zowel met -(e)n als met -s schrijven, dan gebruik je de tussenletter -e.
Bijvoorbeeld:
Vitaminepillen (vitaminen/vitamines)
Secondewijzer (seconden/secondes)
Slide 17 - Diapositive
Tussenletters
Eindigt het eerste deel van het woord op -eren, dan schrijf je in de samenstelling -er.
Bijvoorbeeld:
Kinderfeest (kinderen)
Rundersalade (runderen)
Slide 18 - Diapositive
Tussenletters
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets dat uniek is, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Zonnebloem
Lentekriebels
Slide 19 - Diapositive
Tussenletters
Ook als het eerste gedeelte van de samenstelling geen meervoud heeft, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Roggebrood
Rijstepap
Slide 20 - Diapositive
Tussenletters
Als het eerste gedeelte nauwelijks meer als woord te herkennen is of niet meer letterlijk opgevat kan worden , schrijf je geen -en, maar alleen een -e. Dit is vaak zo bij uitdrukkingen.
Bijvoorbeeld:
Bakkebaard
Spillepoot
Slide 21 - Diapositive
Wat is juist geschreven?
A
Paardebloem
B
Paardenbloem
Slide 22 - Quiz
Wat is juist geschreven?
A
Maneschijn
B
Manenschijn
Slide 23 - Quiz
Wat is juist geschreven?
A
Bullebak
B
Bullenbak
Slide 24 - Quiz
Tussenletters
Je schrijft een tussenletter -s, als je deze hoort in de uitspraak van het woord.
Bijvoorbeeld:
Bakkersroom
Streepjescode
Verlovingsring
Slide 25 - Diapositive
Tussenletters
Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, kun je de tussen-s niet meer horen. Vergelijk de samenstelling dan met een andere samenstelling, die met hetzelfde woord begint.
Bijvoorbeeld:
Stationsstraat (stations-plein)
Dorpsschool (dorps-raad)
Slide 26 - Diapositive
Wat is juist geschreven?
A
Meningverschil
B
Meningsverschil
Slide 27 - Quiz
Wat is juist geschreven?
A
Bruidsluier
B
Bruidssluier
Slide 28 - Quiz
Wat is juist geschreven?
A
Bakkerzaak
B
Bakkerszaak
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Aan de slag!
Werken aan paragrafen schrijven in Taalblokken
Maken opdracht samenstellingen, inleveren via Teams!