8hv_Werkwoordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Lesdoel

Uur 1:

-Verschillende werkwoordsoorten herkennen

-Oefenen met werkwoordsoorten herkennen

Werkwoord soorten

1. Zelfstandig werkwoord 
2. Hulpwerkwoord
3. Koppelwerkwoord

LET OP!

Staan er meerdere ww in de zin, dan is de persoonsvorm (pv) een hulpwerkwoord (hww)

'Hij zou leraar willen worden'

Werkwoorden: Zou willen worden 

Dit zijn: 3 ww, dus 2 hulpwerkwoorden (hww)

Zelfstandig werkwoord (zww)

Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft, 

spreek je van een zelfstandig werkwoord (zww).

Let op: Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Een nieuw werkwoordsoort!

Het koppelwerkwoord (kww)

Koppelwerkwoord (kww)

- Geeft geen handeling aan

- Koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap verderop in de zin. 

- Kan er maar 1 van in de zin staan

Het onderwerp doet niets, maar is iets. Vb: Mijn tante is oud.

Koppelwerkwoord

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)

Een zww staat nooit samen in een zin met een kww.

Mijn vader heeft het hek geschilderd

Welke werkwoorden zie je hier? 

Mijn vader heeft het hek geschilderd

heeft...geschilderd

Welk is het belangrijkst? 

Oftewel: Welk werkwoord geeft de actie/handeling weer?

Mijn vader heeft het hek geschilderd

heeft...geschilderd = zelfstandig werkwoord

Geschilderd geeft de actie/handeling weer

Even oefenen

Met alle werkwoordsoorten

Antwoord A? dan blijf je zitten

Antwoord B? dan ga je staan

Ik ben naar huis gelopen.
Het laatste werkwoord is een:

1. koppelwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten. (heb)

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Dat boek van jou lijkt me erg goed.
lijkt = ...

1. zelfstandig werkwoord
2. koppelwerkwoord

Meneer Reitsma blijft altijd geduldig.

blijft = ...

1. koppelwerkwoord
2. hulpwerkwoord

Jacob is een oplettende leerling.

is =

1. zelfstandig werkwoord
2. koppelwerkwoord

Ineke gaat naar de stad.
gaat = ?

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

Hij is altijd al een opschepper geweest.

is = ?
geweest = ?

1. is = hww geweest = kww
2. is = kww geweest = hww

Waarom?

In een zin kunnen ook een hulpwerkwoord (hww) en een koppelwerkwoord (kww) samen voorkomen. 

Het koppelwerkwoord is dan een voltooid deelwoord of een infinitief (het hele werkwoord).

Voorbeelden: 

Berend is drie weken ziek geweest

--->is = hww, geweest = kww

Geweest = voltooid deelwoord

Anna gaat morgen de beste zijn.

--->gaat = hww, zijn = kww

Zijn = infinitief (hele werkwoord)

Aan de slag!

Wat? Opdracht 11, 12 en 13 op blz 125 en 126 (grammatica blok 3)

Als je je huiswerk niet gedaan hebt: eerst 7, 8, 9 en 10 (blz 123)

Hoe? Alleen en in stilte. Je werkt in je eigen schrift

Hulp? Steek je vinger op en ik kom langs

Tijd? tot de pauze

Klaar? Haal het antwoordenblad op van mij bureau

Niet klaar? Huiswerk voor de volgende les (Over twee weken)

Opdracht maken

Leerlingen worden aan de slag gezet door middel van een visueel WHHTUK-model.