Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
herhaling 3.3 en 4.3 voor de toets
Slide 1 - Diapositive
Signaalwoorden van reden
Waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt
omdat, namelijk want
Slide 2 - Diapositive
Een reden of argument kun je in een tekst vaak herkennen aan een signaalwoord
Aangezien
Daarom
Immers
Namelijk
Omdat
Want
Slide 3 - Diapositive
Mening en argument
Mening is wat je vindt. (het is lekker weer)
Argument is waarom je iets vindt (want de zon schijnt)
Slide 4 - Diapositive
signaalwoord van conclusie
Slide 5 - Diapositive
Vragen over de tekst
Wat is de conclusie van de tekst?
Aan welk signaalwoord in tekst 3 herken je de conclusie?
Slide 6 - Diapositive
Beeld en opmaak (lay-out)
Beeld:
afbeelding
Opmaak:
verdeling tekst
lettertype
lettergrootte
kleurgebruik
Slide 7 - Diapositive
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 8 - Diapositive
Leertekst: Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst voor lezers. Deze lezers noem je leespubliek. Aan het onderwerp, de plaatjes en de bron kun je vaak zien voor welk leespubliek de tekst is geschreven.
Slide 9 - Diapositive
Leespubliek
Leespubliek = degene die de tekst gaat lezen
(Denk aan verschil jeugdkrant en krant voor volwassenen)