Taalverandering en Leenwoorden

Taalverandering en Leenwoorden

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je uitleggen wat taalverandering is en voorbeelden geven van leenwoorden.

Wat weet je al over taalverandering en leenwoorden?

Uit welke landen hebben wij de meeste woorden geleend?

1. Spanje, Duitsland en Engeland
2. Engeland, Frankrijk en Italië
3. Duitsland, Engeland en Frankrijk
4. Italië, Frankrijk en Duitsland

Wat is taalverandering?

Taalverandering  is een vorm van taalverandering op verschillende gebieden. Het zijn veranderingen in bijvoorbeeld klanken, het schrijven van zinnen en woorden. 

Er komen nieuwe woorden bij, betekenis van woorden verandert en bestaande woorden verouderen en gebruiken wij niet meer.

Deze verandering is het grootst.

Soorten taalverandering

Er zijn verschillende soorten taalverandering, zoals klankverandering, woordverandering en grammaticale verandering.

Wat zijn leenwoorden?

Leenwoorden zijn woorden die zijn overgenomen uit een andere taal en gebruikt worden in de eigen taal.

Redenen voor leenwoorden

Vaak worden leenwoorden gebruikt omdat zij een speciale functie hebben: ze benoemen iets unieks,

ze hebben een speciale betekenis, of ze zijn niet makkelijk te vertalen.

Invloed van leenwoorden

Het gebruiken van leenwoorden in de Nederlandse taal is heel handig. Het geeft aan dat de Nederlandse taal in ontwikkeling  en actief is. Er komen zo nieuwe woorden bij.

Leenwoorden in het Nederlands

Het Nederlands heeft veel leenwoorden uit andere talen, zoals het Engels, Frans en Duits.

Oefening: Identificeer leenwoorden

Trottoir , stoep, fietspad

presentje, aardigheidje, cadeau

pinpas, creditcard, biljetten en munten

e-mail, bericht, notitie

goal, container , game

Welke woorden ken jij zelf nog?

Samenvatting

Tijdens deze les hebben we geleerd wat taalverandering is en hoe leenwoorden worden gebruikt in het Nederlands.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.