1.1. & 1.2. Wiederholung

Wiederholung Kapitel 1
Lesdoel: je kan werkwoorden vervoegen. 
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wiederholung Kapitel 1
Lesdoel: je kan werkwoorden vervoegen. 

Slide 1 - Diapositive

Wie geht es dir heute?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Het persoonlijk voornaamwoord "sie" heeft drie betekenissen. Welke zijn dit?
A
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & wij
B
zij (enkelvoud), zij (jullie) & U
C
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & U
D
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & jullie

Slide 3 - Quiz

haben & sein (S.11)
Voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
haben + gehabt
sein + gewesen 
…de gebeurtenis is al voorbij!!

Slide 4 - Diapositive

Ich ______ (sein) in Berlin ___________ (sein v.t.t.)

Slide 5 - Question ouverte

Die Straßenbahn _________ (sein) eine Berliner Erfindung.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de juiste vertaling?
Die Straßenbahn ist eine Berliner Erfindung.
A
De tram machinist komt uit Berlijn.
B
De metro is een Berlijnse uitvinding.
C
De tram is een Berlijnse uitvinding.
D
De trein is een Berlijnse uitvinding.

Slide 7 - Quiz

Gestern ____________ (sein) ich bei meiner Tante _________(sein v.t.t.).

Slide 8 - Question ouverte

________ (haben) du eine schöne Reise _________ (haben v.t.t.)?

Slide 9 - Question ouverte

Het persoonlijk voornaamwoord "sie" heeft drie betekenissen. Welke zijn dit?
A
zij (enkelvoud), zij (meervoud) & U
B
zij (enkelvoud), wij (meervoud) & U
C
zij (enkelvoud) & U, wij
D
zij (enkelvoud), zij (meervoud), het

Slide 10 - Quiz

Ik begrijp nu hoe ik haben & sein in de "voltooid tegenwoordige tijd" moeten worden vervoegen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

ich
du

jullie
zij (mv)
ik
jij
wij
sie (mv)

Slide 12 - Question de remorquage

Vervoegen van de werkwoorden
Werkwoorden krijgen de uitgang die past bij het onderwerp van de zin. Je zet de uitgang achter de stam van het werkwoord.

Slide 13 - Diapositive

Regematige werkwoorden (basisregel)
Met welk ezelsbruggetje kan je de uitgangen onthouden?
A
De (f)esttenten
B
De (f)esttaart
C
De (f)eestkar
D
De (f)eesttenten

Slide 14 - Quiz

Stam von suchen: _____
Ihr ______ (suchen) den Supermarkt.

Slide 15 - Question ouverte

Stam von lachen: ____
Julia _______ (lachen) sehr laut.

Slide 16 - Question ouverte

Stam von kochen:____
Was ______ (kochen) du heute?

Slide 17 - Question ouverte

Let op uitzondering!
Als de stam eindigt op een -s/-ß: Welke uitgang komt er dan bij du achter?
A
du = stam+st
B
du = stam+t
C
du = stam+e
D
du = stam+en

Slide 18 - Quiz

Stam von reisen:____
Du ________(reisen) heute nach Prag.

______

Slide 19 - Question ouverte

Stam op:
-t of -d
stam+e+t
stam+e+t
Stam+e+st
ihr
er/sie/es
du

Slide 20 - Question de remorquage

Stam: _____
Max _______ (putzen) sein Zimmer.

Slide 21 - Question ouverte

Stam von reisen:______
Du ________(reisen) heute nach Prag.

Slide 22 - Question ouverte

Ik begrijp nu hoe ik de werkwoorden moet vervoegen!
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage

Noteer de som voluit:
3+9+1=

Slide 24 - Question ouverte

Hoe gaat deze reeks verder?
zwanzig-siebzehn-vierzehn-
A
zehn
B
acht
C
elf
D
zwölf

Slide 25 - Quiz

Schule
Schrijf over je huidige schoolsituatie. 
Hou blz. 10 & blz. 147 bij de hand. 

Slide 26 - Diapositive

Antworte:
Wie heißt du?

Slide 27 - Question ouverte

Beantwoord in het Duits:
Wie alt bist du?
Wo wohnst du?

Slide 28 - Question ouverte

Beantworte:
Auf welche Schule gehst du?
(naam school + niveau in het Duits)

Slide 29 - Question ouverte

Beantworte:
In welche Klasse gehst du?
A
Ich gehe in die 3. Mavo-Klasse.
B
Ich gehe nicht in die 3. Mavo-Klasse
C
Ich marschiere in die 3. Mavo-Klasse.
D
Ich geht in die 3.Mavo-Klasse.

Slide 30 - Quiz

Beantworte:
Wie heißt dein Klassenvorstand?

Slide 31 - Question ouverte

Beantworte:
Was sind deine Lieblingsfächer?
(min. 3)

Slide 32 - Question ouverte

Noteer de zinnen opnieuw. Dit keer mét hoofdletters:
mein name ist michael. ich habe einen bruder und eine schwester. ich bin hilfsbereit. am wochenende mache ich gerne sport.

Slide 33 - Question ouverte

Kon je de vragen over school goed beantwoorden.
010

Slide 34 - Sondage

Klaar?
Ga aan de slag met de Woordtrainer: 1.1. t/m 1.5.

Slide 35 - Diapositive