Week 5 - Persoonsvorm, zinsdelen, lidwoond, zelfst. naamwoord

Nederlands - V1A
Leg klaar: boek, schrift, pen, chromebook
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Nederlands - V1A
Leg klaar: boek, schrift, pen, chromebook

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

persoonsvorm vinden

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'
A
zijn
B
Tom
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is de persoonsvorm:
Jacob wil heel graag gamen.
A
Jacob
B
gamen
C
wil
D
graag

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zinsdelen vinden

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm en zet deze tussen 2 streepjes: 
je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stap 2: welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 12 - Diapositive

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord) (blw)
  2. Het (bepaald lidwoord) (blw)
  3. Een (onbepaald lidwoord) (olw)

  • De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


1. zoek eerst de persoonsvorm (pv)
2. zoek welke zinsdelen er vóór de persoonsvorm passen
3. plaats zinsdeelstrepen

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De baby slaapt zacht

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In de middag probeerde hij te leren

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Op het terras valt de plant opeens om

Slide 18 - Question ouverte

Moeilijk, want een splitsbaar werkwoord en een dubbelzinnige zin. 
Elk woord in een zin kan je benoemen

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lidwoord (lw)
  •   3 lidwoorden 
  •   De, het, een 
  •  Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
  • Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandige naamwoorden (ZN)
  • Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, waar je een meervoud bij kan maken en waar je een verkleinwoord van kan maken, noem je zelfstandige naamwoorden (ZN).
  • Eigennamen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus  ZN-e.
(e=eigennaam)

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
een
doos
de
trui
de
tassen

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions