Leesvaardigheid

Dat is best handig!
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dat is best handig!

Slide 1 - Diapositive

Wat is het leesdoel van verkennend lezen?
A
Je wilt de tekst begrijpen.
B
Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
C
Je zoekt een antwoord in de tekst.
D
Je wilt de tekst kennen.

Slide 2 - Quiz

Hoe herken je altijd een nieuwe alinea?
A
De regel is niet tot aan het eind toe gevuld.
B
Er is een regel wit gelaten tussen twee alinea's.
C
De eerste regel is ingesprongen.
D
Er staat een tussenkopje boven.

Slide 3 - Quiz

Welk onderdeel van een tekst mist vaak bij een nieuwsbericht in de krant?
A
Inleiding
B
Slot
C
Kern

Slide 4 - Quiz

Waar vind je meestal NIET de kernzin van een alinea?
A
In het midden van de alinea.
B
Aan het begin van de alinea.
C
Aan het eind van de alinea.

Slide 5 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een tegenstellend verband aan?
A
Echter
B
Ook
C
Bovendien
D
Daarnaast

Slide 6 - Quiz

Welk signaalwoord geeft een uitleggend tekstverband weer?
A
Net zoals
B
Dat wil zeggen
C
En ook
D
Daarentegen

Slide 7 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een roman?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 8 - Quiz

Hoe achterhaal je het leespubliek van een tekst?
A
Je kijkt naar de woordkeus.
B
Je kijkt naar de bron.
C
Je kijkt naar het onderwerp.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 9 - Quiz

Herhaling van vorig jaar
Er zijn vier soorten leesstrategieën, die allemaal een ander leesdoel hebben:
• Verkennend lezen -> Je wilt kijken of de tekst bruikbaar is
• Zoekend lezen -> Je leest de tekst voor het beantwoorden van een vraag
• Nauwkeurig lezen -> Je wilt de tekst begrijpen
• Studerend lezen -> Je wilt de tekst leren

Slide 10 - Diapositive

Een tekst heeft een titel en soms deeltitels, ook wel kop of tussenkop genoemd.
Een tekst heeft een onderwerp. Verschillende alinea's van een tekst behandelen deelonderwerpen.
De tekstopbouw is de manier waarop de tekst is opgebouwd.

Slide 11 - Diapositive

De hoofdgedachte van een tekst bepaal je door de vraag te stellen: 'Wat zegt de schrijver over dit onderwerp?' Het antwoord is nooit een vraagzin.
Kernzinnen zijn de belangrijkste zin van een alinea. Ze staan meestal aan het begin of aan het eind van de alinea.
Tekstverband is het verband tussen de verschillende alinea's. Er zijn verschillende tekstverbanden, bijvoorbeeld: opsommend, tegenstellend, uitleggend of vergelijkend. Dit verband wordt aangegeven met behulp van signaalwoorden.

Slide 12 - Diapositive

Teksten kunnen verschillende doelen hebben: informeren, amuseren, activeren en overtuigen.
Teksten hebben een speciaal leespubliek. Dit kun je achterhalen door naar de bron te kijken, de woordkeus, het onderwerp en de afbeeldingen bij de tekst.
Teksten hebben ook verschillende vormen. Voorbeelden zijn romans, krantenartikelen, tweets, reclameteksten, recensies, etcetera.
In een tekst staan feiten en meningen: een feit is controleerbaar, een mening is iets wat iemand vindt of denkt.

Slide 13 - Diapositive

Opdrachtjes maken!
Maak de herhalingsopdrachten op pagina 27 en 28:
• Opdracht 1
• Opdracht 2

Slide 14 - Diapositive