Par. 2.7 (1BC1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1,2

Lesdoel(en)

Aan het einde van deze les:

- Kan je het zelfstandig naamwoord, lid- en werkwoord (K) in een zin benoemen

- Kan je het werkwoordelijke gezegde in een zin benoemen (B)

12 november 2024

Wat: Par. 2.7

Wanneer: 12:40-14:20

Hoe: Klassikaal/ Zelfstandig werken

Klaar: Par. 2.7 opdrachten

HW: Par. 2.7 opdrachten

Lesdoel: Zie vorige slide!

Taaldoel: 

Woordsoorten

- Lidwoorden

- Zelfstandige naamwoorden

- Werkwoorden

Lidwoord

Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een.
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

lidwoord (lw)

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het ('t)

- een ('n)

Bepaalde lidwoorden: de, het. Onbepaald lidwoord: een.

Zelfstandig naamwoord

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. werken
2. achter
3. rennen
4. gemeente

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?

1. Calvin
2. huis
3. praat
4. oplader

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. Mensen, dieren, planten, dingen, namen en begrippen
2. Alle werkwoorden in een zin
3. Twee of meer woorden die samen een woord vormen
4. Mensen, dieren en planten

Het zelfstandig naamwoord

• Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand (Dieren, mensen, dingen en plaatsen)
• Bij een zelfstandignaamwoord hoort een lidwoord
• Het zelfstandig naamwoord kun je meestal in het meervoud zetten

Werkwoord

Wat is een werkwoord? Een werkwoord geeft aan:

1. mens, dier of ding
2. handeling, gebeurtenis of toestand
3. wanneer, hoe of waar iets gebeurt
4. dat iemand iets maakt

Is zijn een werkwoord of geen werkwoord?

1. werkwoord
2. geen werkwoord

Werkwoord (ww)

Een werkwoord is een woordsoort.

De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.

Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 

- wat iets of iemand doet,

- wat iets of iemand overkomt

- wat er is gebeurd.

Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn

Fietsen           Leren

Rennen          Eten

Koken             Voetballen

WHHTUK

Wat: Par. 2.7 opdrachten 1 t/m 12 in de les af

Hoe: Zelfstandig werken

Hulp: Leertekst 2.7

Tijd: 40 minuten

Uitkomst: verschillende woordsoorten herkennen in een zin

Klaar: Par. 2.7 opdrachten 12 t/m 24 maken

Persoonsvorm

Zinnen

Ik ben gister naar de bios geweest.

Zara is vandaag laat naar school gekomen.

Hij is van zijn fiets gevallen.

De kat van de buren is gestolen.

Mijn hond is ziek geworden.

Mijn ouders hebben een woning gekocht.

Mila is naar huis gegaan.

Werkwoordelijk gezegde

WERKWOORDELIJK GEZEGDE

Werkwoordelijk gezegde: 

bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin! 

Zinnen

Ik ben gister naar de bios geweest.

Zara is vandaag laat naar school gekomen.

Hij is van zijn fiets gevallen.

De kat van de buren is gestolen.

Mijn hond is ziek geworden.

Mijn ouders hebben een woning gekocht.
Mila is naar huis gegaan.

Uitlegfilmpje

Zinsdeelstrepen

Zinsdeelstrepen plaatsen

Evi moet bij haar kleine broertje blijven.

 

Gisteren werd hij twee jaar.

Hij kan een paar woordjes zeggen.

Evi laat hem haar barbiepoppen zien.

Zinnen met zinsdeelstrepen

Ik ben gister naar de bios geweest.

Zara is vandaag laat naar school gekomen.

Hij is van zijn fiets gevallen.

De kat van de buren is gestolen.

Mijn hond is ziek geworden.

Mijn ouders hebben een woning gekocht.

Mila is naar huis gegaan.

WHHTUK

Wat: Par. 2.7 opdrachten 1 t/m 7 in de les af

Hoe: Zelfstandig werken

Hulp: Leertekst 2.7

Tijd: 15-20 minuten

Uitkomst: verschillende woordsoorten herkennen in een zin

Klaar: Par. 2.7 opdrachten 7 t/m 12 maken

Vooruitblik

HW: Par. 2.7 opdrachten afmaken + par. 2.8 lezen

Persoonvorm t.t. correct opschrijven

Exit ticket

Invullen a.u.b.!