Hst 21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde

Vandaag 
Planning tot PTO-1

Hst 21

Oefenen in lessonup 

Huiswerk voor morgen 

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vandaag 
Planning tot PTO-1

Hst 21

Oefenen in lessonup 

Huiswerk voor morgen 

Slide 1 - Diapositive

Planning 
Dinsdag: hst 21 
Woe: hst 21 + herhalen 
Vrij: herhalen + boekopdracht in klas maken  
Dins: herhalen

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel 
Je leert welke soorten werkwoorden er zijn en hoe je het werkwoordelijk gezegde herkent in een zin 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is dat ook weer, een werkwoord?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke werkwoorden? Zelfstandig of hulpwerkwoord?
Cookies op websites hebben de afgelopen jaren het gebruiksgemak verbeterd.

Slide 10 - Question ouverte

Welke werkwoorden? Zelfstandig of hulpwerkwoord?
Onze correspondent staat zoals altijd in Moskou voor u klaar.

Slide 11 - Question ouverte

Welke werkwoorden? Zelfstandig of hulpwerkwoord?
In Australië hebben duizenden mensen hun huis moeten ontvluchten

Slide 12 - Question ouverte

Welke werkwoorden? Zelfstandig of hulpwerkwoord?
Insta laat gebruikers spelletjes livestreamen

Slide 13 - Question ouverte

Herschrijf de zin zodat er geen hww meer in staat:
De actrice wil zich sterk maken voor vrouwenrechten in Hollywood.

Slide 14 - Question ouverte

Herschrijf de zin zodat er geen hww meer in staat:
In Australië hebben duizenden mensen hun huis moeten ontvluchten voor bosbranden.

Slide 15 - Question ouverte

Is het werkwoord zelfst ww of hww?
Je kunt het heus wel
A
kunt = zelfst ww
B
kunt = hulp www

Slide 16 - Quiz

Is het werkwoord zelfst ww of hww?
Je kunt heus wel boksen.
A
kunt = zelfst ww
B
kunt = hulp www

Slide 17 - Quiz

Is het werkwoord zelfst ww of hww?
Het vliegtuig heeft vertraging
A
heeft = zelfst ww
B
heeft = hulp www

Slide 18 - Quiz

Is het werkwoord zelfst ww of hww?
Het vliegtuig heeft vertraging opgelopen
A
heeft = zelfst ww
B
heeft = hulp www

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag
Huiswerk morgen: 
Lees hoofdstuk 21 nog eens rustig door en maak vraag 3, 6, 7, 8 

Slide 25 - Diapositive

Vandaag 

Nakijken huiswerk 
Hst 21 3, 6, 7, 8 

Oefenen / herhalen 

Slide 26 - Diapositive

Grammatica hst 20/21
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
1. Waar heeft hij die gymspullen gelaten? 
2. Iemand heeft mijn gymspullen verstopt. 
3. De ambulancemedewerker heeft de gewonde dame willen helpen. 
4. Gisteren hadden wij een feest in Het Paard.
5.  Die achterlijke docent Nederlands van het JDW houdt ons de hele tijd bezig met redekundig ontleden. 



timer
10:00

Slide 27 - Diapositive

Grammatica hoofdstuk 20/21
 Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
1. Waar heeft hij die gymspullen gelaten? 
 pv = heeft
ow = hij
wwg = heeft gelaten
heeft = hww, gelaten = zww


Slide 28 - Diapositive

Grammatica hoofdstuk 20/21
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
2. Iemand heeft mijn gymspullen verstopt. 
pv = heeft 
ow = Iemand 
wwg = heeft verstopt
heeft = hww, verstopt = zww

Slide 29 - Diapositive

Grammatica hoofdstuk 20/21
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
3. De ambulancemedewerker heeft de gewonde dame willen helpen. 
pv = heeft  
ow = de ambulancemedewerker
wwg = heeft willen helpen
heeft, willen = hww, helpen = zww



Slide 30 - Diapositive

Grammatica hoofdstuk 20/21
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
4. Gisteren hadden wij een feest in Het Paard.
pv = hadden
ow = wij
wwg = hadden
hadden = zww




Slide 31 - Diapositive

Grammatica hoofdstuk 20/21
Noteer persoonsvorm (pv), onderwerp (ow), werkwoordelijk gezegde (wwg). Geef van werkwoorden aan of zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
5.  Die achterlijke docent Nederlands van het JDW houdt ons de hele tijd bezig met redekundig ontleden. 
pv = houdt 
ow = Die achterlijke docent Nederlands van het JDW
wwg = houdt bezig (van bezighouden) 
houdt bezig = zww
(ontleden is hier een zelfstandig naamwoord) 


Slide 32 - Diapositive

Leerdoel 
Als het goed is kun je nu de pv, ow, wwg en verschillende soorten werkwoorden benoemen in een enkelvoudige zin. 
(hst 20/21)

Slide 33 - Diapositive

Voor vrijdag
Neem je je leesboek en laptop mee
Lees je hst 20/21 nog één keer goed door: we gaan deze een laatste keer oefenen 
Dinsdag oefenen we de andere hoofdstukken van het PTO. Dan is laatste mogelijkheid om vragen te stellen. 

Slide 34 - Diapositive