Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Lesprogramma
Toets nakijken (10')
Herhaling beeldspraak en theorie stijlfiguren: herhaling, tegenstelling, opsomming, hyperbool, understatement en eufemisme (15')
Oefenen op chromebook met Nieuw Nederlands (15')
Exit-ticket (10')
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. We herhalen: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.
Slide 4 - Diapositive
De vergelijking
eigenschap van het OBJECT
een BEELD
vergelijken met
Slide 5 - Diapositive
De metafoor
Tekst
alleen BEELD, het object wordt niet genoemd
Slide 6 - Diapositive
Personificatie
De tijd vliegt ...
Levensloze zaken worden voorgesteld als een levend iets ...
Slide 7 - Diapositive
Stijlfiguren
kun je gebruiken om een tekst of een debat/gesprek levendig en aantrekkelijk te maken
gebruik je om iets te benadrukken, om ergens de aandacht op te vestigen
Slide 8 - Diapositive
herhaling
Verdorie, verdorie en nog eens verdorie.
Geld, ja, geld is het enige waar hij voor leeft.
Ik ga nooit, nooit meer in een achtbaan.
Slide 9 - Diapositive
tegenstelling
Wij steunen elkaar door dik en dun.
De grootste ondernemer van de stad moest op de kleintjes letten.
Een grote mond, maar een klein hartje hebben.
Slide 10 - Diapositive
opsomming 1: drieslag
Een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen.
Bloed, zweet en tranen.
Geloof, hoop en liefde
Veni, vidi, vici.
Heerlijk, helder, Heineken.
Slide 11 - Diapositive
opsomming 2: climax
Een steeds sterker wordende reeks.
Goed, beter, best.
Hij voelde zich goed, nee geweldig, hij voelde zich ronduit fantastisch!
Slide 12 - Diapositive
opsomming 3: omgekeerde climax
Een steeds zwakker wordende reeks
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het bleek zelfs nog geen fiets. Nee, hij won een bal.
Slide 13 - Diapositive
Hyperbool
Als je overdrijft:
Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde!
Slide 14 - Diapositive
Understatement
Als je iets afzwakt. Iets is minder mooi, groot of belangrijk dan het in werkelijkheid is.
Mijn rijke oom heeft een stulpje in Monaco gekocht.
Slide 15 - Diapositive
Eufemisme
Als je iets 'verzachtend' of netter uitdrukt, dan het in werkelijkheid is. De werkelijkheid is niet zo prettig of netjes.