Hoofdstuk 10

Meervoudsvormen op -a en -i 
Dit hoofdstuk gaat over meervoudsvormen. 
Je oefent met meervouden die eindigen met -a en -i
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Meervoudsvormen op -a en -i 
Dit hoofdstuk gaat over meervoudsvormen. 
Je oefent met meervouden die eindigen met -a en -i

Slide 1 - Diapositive

Lees de woorden hardop.
Media
aquaria
laboratoria
decennia
podia
gymnasia
academici
critici
diabetici
technici
informatici
epeleptici

Slide 2 - Diapositive

Wie bedenkt deze woorden?
de stamboom van deze woorden komen uit een andere taal. 
Er is geen Nederlands woord voor bedacht. 

Slide 3 - Diapositive

Lees de woorden eerst goed door. Deze woorden staan in het meervoud.
.







Schrijf in de volgende opdracht het enkelvoud van deze woorden op. 
Politici
Diabetici
Decennia
Laboratoria
Aquaria
Media

Slide 4 - Diapositive

politici

Slide 5 - Question ouverte

diabetici

Slide 6 - Question ouverte

aquaria

Slide 7 - Question ouverte

media

Slide 8 - Question ouverte

Noem 5 woorden die eindigen op -ici.
je kunt zoeken op de website:
www.woorden.org

Slide 9 - Carte mentale

Op de volgende slide staat een link. 
Klik hier op en zoek de betekenis van sociale media op. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

welke definitie gaf de site voor:
sociale media

Slide 12 - Question ouverte

welke sociale media ken jij?

Slide 13 - Carte mentale

welke sociale media gebruik jij het liefst
snapchat
instagram
facebook
twitter
tiktok

Slide 14 - Sondage

wat is de correcte meervoudsvorm? 

Slide 15 - Diapositive

krans
A
kransen
B
kranzen

Slide 16 - Quiz

politicus
A
politicussen
B
politici

Slide 17 - Quiz

huis
A
huisen
B
huizen

Slide 18 - Quiz

pinda
A
pindas
B
pindaas
C
pinda's

Slide 19 - Quiz

smid
A
smids
B
smeden

Slide 20 - Quiz

introducee
A
introducees
B
introducés
C
introduceeën

Slide 21 - Quiz

zee
A
zeeën
B
zeëen
C
zeeen

Slide 22 - Quiz

ultimatum
A
ultimatums
B
ultimata

Slide 23 - Quiz

dieet
A
dieeten
B
diëten

Slide 24 - Quiz

historicus
A
historicussen
B
historici

Slide 25 - Quiz