Herhaling woordsoorten, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.
Oefenen met telwoorden
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
2.7 Grammatica
Herhaling woordsoorten, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord.
Oefenen met telwoorden
Slide 1 - Diapositive
Vorige week
Woordsoorten herhalen
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Slide 2 - Diapositive
Vandaag
Herhalen woordsoorten, zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Telwoorden. Wat zijn telwoorden welke hebben we?
Opdrachten maken
Quizlet?
Slide 3 - Diapositive
Hoe zat het ook alweer?
Staat er maar één werkwoord in een zin? Dan is dit het zelfstandig werkwoord (zww).Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis en kan zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormen.
Staat er meer dan één werkwoord in de zin? Dan is minstens één van de werkwoorden altijd een hulpwerkwoord (hww). De naam zegt het al: dit werkwoord helpt het zelfstandig werkwoord, het heeft zelf geen duidelijke betekenis.
Slide 4 - Diapositive
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.
Slide 5 - Question de remorquage
Hij moet die opdracht maken.
moet
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Slide 6 - Question de remorquage
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!
Slide 7 - Question de remorquage
Woordsoorten
Slide 8 - Diapositive
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 9 - Question de remorquage
Slide 10 - Vidéo
Telwoorden theorie
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid of een volgorde aan.Op de honderdste verjaardag van mijn oma kwamen zestig volwassenen en één baby.
Er zijn twee soorten telwoorden:
Een hoofdtelwoord (htw) geeft een hoeveelheid aan. Ik heb ... (drie, honderdtwintig, veel) pennen in mijn etui.Een rangtelwoord (rtw) geeft een volgorde aan.
Een rangtelwoord eindigt altijd op -de of -ste.Ik zit op de ... (zesde, twintigste, middelste) rij in de klas.