4K Woordsoorten

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten benoemen:


Je geeft elk woord in de zin een naam

Slide 2 - Diapositive

Welke vraag kun je bij woord benoemen krijgen?
A
Zoek de persoonsvorm
B
Hoe vind je het lv in een zin?
C
Benoem het naamwoordelijk gezegde
D
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 3 - Quiz

Welke lidwoorden ken je?

Slide 4 - Question ouverte



Een werkwoord is iets wat je kunt doen. Alle vervoegingen zijn een werkwoord. Dus niet alleen lopen, maar ook liep of gelopen.

Slide 5 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Question ouverte

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord

Een ZN kun je verkleinen:

dorp - dorpje

Ook steden, namen van landen, straatnamen en rivieren zijn een ZN.

Slide 8 - Diapositive

Welk woord is een ZN?
A
loopt
B
bewonderen
C
Deurningerstraat
D
hij

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen?
Woordsoorten
Zinsdelen
Elk los woord benoemen
Het gaat om de functie van een groepje woorden in een zin.
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Question de remorquage

In welke zin is 'fiets' een ZN?
A
Ik fiets elke dag naar huis.
B
Mijn fiets is gisteren gestolen.

Slide 11 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord

Een BN vertelt iets over een ZN.


De mooie tekening

De gekochte auto

De paarse trui

Slide 12 - Diapositive

Bedenk een BN bij dit plaatje.

Slide 13 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord bij plaatje:

Slide 14 - Question ouverte

Voorzetsels:

Voorzetsels zijn vaak korte woordjes. Je kent ze misschien als:


 'kooiwoorden' of 'vakantiewoorden'.

..... de kooi (in, op, onder, achter, naast)


...... het vakantie (voor, na, tijdens)

Maar ook woorden zoals met of naar zijn voorzetsels.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Ik ben kampioen in judo geworden.
'geworden' is een:

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb hem drie euro betaald.
'betaald' is een:

Slide 18 - Question ouverte

Amsterdam wil het aantal toeristen drastisch terugdringen.
'Amsterdam' is een:

Slide 19 - Question ouverte

Tijdens de vakantie zwommen wij in de Zwarte Zee met een gids.
Noteer voorzetsels (3)

Slide 20 - Question ouverte

Aan de slag
Bekijk in Classroom > Schoolwerk > Hulpkaarten woordsoorten.

Open je schrift > Bouw zelf 15 zinnen en gebruik daarin minimaal:
* minimaal 10 lidwoorden
* minimaal 15 werkwoorden
* minimaal 15 zelfstandige naamwoorden
* minimaal 7 en maximaal 10 bijvoeglijke naamwoorden
* minimaal 7 en maximaal 10 voorzetsels

Slide 21 - Diapositive

Wat heb je van deze les onthouden?

Slide 22 - Question ouverte

Waar zou je graag meer uitleg over willen hebben?

Slide 23 - Question ouverte