Lessenserie indexcijfers

Lessenserie Indexcijfers
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Lessenserie Indexcijfers

Slide 1 - Diapositive

     Index
     cijfers
Les 1

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is er met mijn koopkracht gebeurd in 2024?
Loon = + 5,0%
Inflatie = + 5,0%
Loon = + 4,0%
Inflatie = + 5,0%
Loon = + 6,0%
Inflatie = + 5,0%
Waarom dan indexcijfers?

Slide 4 - Diapositive

Waarom indexcijfers?
- Niet exact genoeg
- In veel formules mag je niet zomaar de percentages van een verandering invullen, maar moet je eerst de index weten (delen of vermenigvuldigen met procenten kan niet altijd!)
- Indexcijfers maken het makkelijk om te vergelijken
Elk jaar vergelijken met basisjaar (basisjaar = 100)
2012
6,7% erbij t.o.v. het basisjaar betekent dus 106,7 indexcijfer
(+100)

Slide 5 - Diapositive

Indexcijfer stijging = +41,7% + 100 = 141,7
Indexcijfer daling = -24,1% + 100 = 75,9

Slide 6 - Diapositive

Oefenen met indexcijfers noteren

Slide 7 - Diapositive

Oefenen met indexcijfers berekenen

Slide 8 - Diapositive

€1,076

117 = € 1,259
1 = € 0,01076 (: 117 aan beide kanten)
100 = € 1,076 (x 100 aan beide kanten)
1
€ 11,65

Terugrekenen naar basisjaar 2010:
99,1 = € 12,40
1 = € 0,12513 (: 99,1 aan beide kanten)
100 = € 12,513 (x 100 aan beide kanten)

2016 = 93,1 dus:
100 = € 12,513
1 = 0,12513 (: 100 aan beide kanten)
93,1 = € 11,65 (x 93,1 aan beide kanten)
2

Slide 9 - Diapositive

Het loon in de verschillende jaren is:
   2014 € 3,50; 2015 € 3,85 en in 2016 € 4,85
   2014 = 100
   2015 = € 3,85 ÷ € 3,50 × 100 = 110
   2016 = € 4,85 ÷ € 3,50 × 100 = 138,6

3
Let op: in het boek staat 930.000.000.000. Dit moet 930.000.000.000.000 zijn.
 a(N-O) : O x 100% = +106,7% dus indexcijfer is + 100 = 206,7
 b Dit indexcijfer betekent dat geldhoeveelheid meer dan verdubbeld is.

4
Les 2

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive





Hoofdstuk 1.3
Paragraaf 1.3: 34 t/m 37 (blz 18)
Herhalingsopdr: 17 (blz 28)
Plusopdr: 14 (blz 30)
Rekenen: 8 t/m 15 (blz 33)




Hoofdstuk 7.3
Paragraaf 7.3: 25 t/m 27 (blz 195)
Herhalingsopdr: 8 (blz 205)
Plusopdr: 5 (blz 207)
Rekenen: 5 t/m 7 (blz 209)
Les 3
Extra oefening
(een aantal opgaven heb je in deze lessonup al gemaakt)

Slide 13 - Diapositive

Extra materiaal

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive