dinsdag 19 november

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond

Slide 1 - Diapositive

10 minuten lezen 
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

LESPLANNING
Paragraaf  3.4 Kritisch op Nieuws afmaken

Je leert:
  • nieuwsberichten beoordelen;   
  • titel, tussenkopjes en bronvermelding van een tekst beoordelen;
  • een nieuwsbericht schrijven.




Slide 3 - Diapositive

OPDRACHT 21 blz 75
Tekst: Zeg nee tegen de klik-chip.

Maak de opdracht 


Slide 4 - Diapositive

OPDRACHT 21 blz 75
Tekst: Zeg nee tegen de klik-chip.

Maak de opdracht 


Slide 5 - Diapositive

OPDRACHT 21 
Maak de vragen (opdracht e niet) 


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Lien

OPDRACHT 23
Nepnieuwsbericht schrijven
  • Bedenk het onderwerp
  • Schrijf de 5W+1H vraag in je schrift  en schrijf daarachter in het kort het antwoord.
  • Maak eerste een kladversie
  • De netversie schrijf je op een proefwerkblaadje (dan kan ik de berichten lezen)
  • Donderdag dit in je werkboek plakken


Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

  • a. De titel van Tekst 4 is Eruit!
  •  b. Op de afbeelding zie ik een boze leraar.
  •  c. De tekst gaat volgens mij over een leraar die een leerling uit de les stuurt.
  •  d. Ik weet al dat leerlingen er soms uitgestuurd worden. Dan moeten ze zich melden bij de afdelingsleider.
  •  e. Het tekstdoel is amuseren.

Slide 10 - Diapositive

  • a. De titel van Tekst 5 is Rubik’s (Heb jij je draai al gevonden?).
  •  b. Op de afbeelding zie ik een jongen met een enorm grote kubus.
  •  c. De tekst gaat volgens mij over de kubus.
  •  d. Ik weet al dat een kubus een soort speelgoed/puzzel is.
  •  e. Het tekstdoel is overhalen.

Slide 11 - Diapositive

  1. Dat kon hij zien aan de dozen die de dief had gestolen. Dat waren alleen maar de dure.
  2. Ontvreemd betekent gestolen. Doelgericht betekent met een duidelijk doel.
  3. De grap is dat de leraar de vader is van de eerste leerling die eruit werd gestuurd.
  4. Deze vraag past goed in de advertentie, omdat hij goed bij de kubus past. De kubus moet je draaien. De schrijver vraagt dus eigenlijk aan de lezer of hij al een kubus heeft en of hij de oplossing al heeft gevonden. ‘Heb jij je draai al gevonden?’ vraag je ook als je wilt weten of iemand ergens gewend is en zich prettig voelt.


Slide 12 - Diapositive

voorspellen
Je ziet dadelijk een aantal titels. 
Voorspel het tekstdoel.

Slide 13 - Diapositive

Wat is het tekstdoel:
Meer hangouderen dan hangjongeren?
Opdracht 49 blz: 45
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 14 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Vul de bon in en word vandaag nog lid!
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 15 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Jongeren gaan steeds verder op vakantie.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 16 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Report Jort en het geheimzinnige eiland.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Diapositive

1.13 Publiek (blz 46)
We bespreken de theorie die je vindt op blz. 46

Daarna volgt een schuifopdracht.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
de lezer weet nog (bijna) niets over het onderwerp
De schrijver gaat er van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
een publiek dat een bepaald onderwerp erg leuk vindt. bv. alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
teksten de de krant of weekblad.
Algemene onderwerpen
alle fans van Max Verstappen

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Lien

Ik weet het verschil tussen informeren, overhalen en amuseren.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 24 - Quiz

Ik weet welke tekstsoorten er zijn.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 25 - Quiz

Ik weet wat het verschil is tussen een breed publiek, een kleiner publiek en een persoon of klein groepje.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 26 - Quiz